www.adegem.net
GIS story

GIS STORY

US / English


Hoofdstuk I

Inleiding

© Ludo Fockedey, 2003 Deze webpagina bevat auteursrechtelijk beschermd materiaal. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

1 Doelstellingen

In deze studie hebben we ons tot doel gesteld de bodemseries van de bodemkaart te toetsen aan historische, archeologische en toponymische gegevens. We hebben dit proberen verwezenlijken door deze allemaal samen te brengen in een GIS.

Het gebruik van de bodemkaart in het onderzoek werd op een logische manier opgevat. Van het grootschalige naar het kleinschalige onderzoek binnen eenzelfde gebied.

De bodemklassificatie weergegeven op de bodemkaart van België bestaat uit een kernserie en afgeleide series. Het was onze bedoeling om de kernserie te gebruiken. De kernserie als klassificatie-eenheid bestaat uit drie hoofdkenmerken die weergegeven wordt in een symbool van drie letters die staan voor de textuur, drainage en profielontwikkeling. De introductie van de digitale bodemkaart laat ons toe die hoofdkenmerken apart of in combinatie met elkaar te visualiseren. We hebben ons hoofdzakelijk gericht op het gescheiden gebruik van de hoofdkenmerken van de kernserie, waardoor textuur-, drainage en profielontwikkelingskaarten werden gemaakt.

1.1 Het grootschalige of macroniveau (schaal 1/20.000)

Op dit niveau werd bestudeerd welke historische bronnen samen met textuur, drainage en profielontwikkelingskaarten konden gebruikt worden om het volgende na te gaan:

  •  1 : Kunnen toponymische gegevens uit kadastrale bescheiden en landboeken samen met historische kaarten een bijdrage leveren tot het onderscheiden van oude, vroegmiddeleeuwse cultuurgronden?
  •  2 : Kunnen er gegevens uit kadastrale documenten en uit landboeken gebruikt worden om de bodemkwaliteit van die oude cultuurgronden te evalueren?

We benadrukken dat de bodemkundige, historische, toponymische en archeologische gegevens altijd wederkerig moeten gebruikt worden.

  •  3 : Welke mogelijkheden biedt de bodemkaart ons om de evaluatie van oude tracés en het mogelijke - chronologische - verband met cirkelvormige structuren kracht bij te zetten?

1.2 Het middenschalige of mesoniveau (1/10.000)

Hier stelde zich slechts één centrale vraag:

  •  4 : Wat leren de textuur-, drainage- en profielontwikkelingskaarten ons over het fysisch landschap van een laat-Middeleeuwse bestuurlijke omschrijving, namelijk een watering?
1.3 Het kleinschalige of microniveau (1/5000)

Dit niveau heeft betrekking op een archeologische site. De vraagstelling betrof hier:

  •  5 : Wat is het belang van het opmaken van een gedetailleerde reliëfkaart om de textuur-, drainage-, en profielontwikkelingkaarten op hun betrouwbaarheid voor bodemkundig vooronderzoek op archeologische sites toe te passen.

In dit deel werden ook schuine luchtfoto's ingeschakeld om het historisch-geografisch en bodemkundig onderzoek te vervolledigen.

De eerste drie vraagstellingen worden behandeld in hoofdstuk 3. De vierde en de vijfde in respectievelijk hoofdstuk 4 en 5. We benadrukken dat er tot onze spijt geen diepgaande statistische analyses werden gemaakt. Door de rand van verschillende wetenschappen af te tasten zullen er heel wat mensen op hun honger blijven zitten. Als enige verontschuldiging geldt dat er voor de samenstelling van dit werk, naast de te digitaliseren kaarten, 79.154 attribuutgegevens manueel in tabellen werden ingebracht. Toch blijven we benadrukken dat het de moeite loont om op verschillende schalen rond een geselecteerd studiegebied te werken omdat dit een resem aan vragen genereert die het onderzoeken waard zijn.

2 Afbakening van het onderzoeksgebied

We hebben hierboven gewezen op de drie niveau's die werden gebruikt in de studie. We omschrijven bijgevolg drie onderzoeksgebieden, hoewel we gekozen hebben voor een logische overlapping die het mogelijk maakt om deze in verband met elkaar te brengen.

Het grootste deel van het onderzoeksgebied maakt deel uit van de gemeente Maldegem gelegen in het noordwesten van de provincie Oost-Vlaanderen. Ze wordt begrensd door Eeklo, Sint-Laureins, Damme, zomergem, Knesselare en Beernem. Deze huidige situatie komt niet overeen met de historische bestuursomschrijvingen, daarom worden ze apart besproken en gesitueerd op de onderstaande afbeelding.

Adegem - Afbakening van het onderzoeksgebied
afb.1 : afbakening van het het onderzoeksgebied

2.1 Het Macroniveau

Het onderzoeksgebied beslaat grotendeels de gemeente Adegem zoals deze er vóór de fusie in 1977 met Maldegem uitzag. Met dien verstande dat het de bestuurlijke toestand van Adegem betreft van 1765 en 1835 omdat de gemeentegrenzen geen substantiële verandering ondergingen en de meest betrouwbare gegevens voor de koppeling van Ancien Régime naar de Moderne Tijd van die twee tijdstippen dateren.

2.2 Het Mesoniveau

Het onderzoeksgebied betreft hier de bestuurlijke eenheid van een watering, waarschijnlijk gevormd in de 15e eeuw, waarvan na de Franse Revolutie geen sporen meer zijn terug te vinden. Ze liep over het grondgebied van Maldegem en Adegem.

2.3 Het Microniveau

Dit komt overeen met enkel percelen die in het kadaster terug te vinden zijn die de opgravingszone afbakenen.
Deze site lag volledig op het grondgebied van Adegem.

Het zal wel opgevallen zijn dat de afbakening van het onderzoeksgebied vooral gesteund is op artificiële, bestuurlijke grenzen. Een bewuste keuze omdat het zo mogelijk wordt aan regressief onderzoek te doen en tegelijk betrouwbare informatie met het oog op vergelijkend onderzoek met de bodemkaart kan uitgevoerd worden.

 


«    Home    »