GIS story | ||||||||||||||||||||
|
|
Inleiding
1 Doelstellingen
In deze studie hebben we ons tot doel gesteld de bodemseries van de bodemkaart te toetsen aan historische, archeologische en toponymische gegevens. We hebben dit proberen verwezenlijken door deze allemaal samen te brengen in een GIS. Het gebruik van de bodemkaart in het onderzoek werd op een logische manier opgevat. Van het grootschalige naar het kleinschalige onderzoek binnen eenzelfde gebied. De bodemklassificatie weergegeven op de bodemkaart van België bestaat uit een kernserie en afgeleide series. Het was onze bedoeling om de kernserie te gebruiken. De kernserie als klassificatie-eenheid bestaat uit drie hoofdkenmerken die weergegeven wordt in een symbool van drie letters die staan voor de textuur, drainage en profielontwikkeling. De introductie van de digitale bodemkaart laat ons toe die hoofdkenmerken apart of in combinatie met elkaar te visualiseren. We hebben ons hoofdzakelijk gericht op het gescheiden gebruik van de hoofdkenmerken van de kernserie, waardoor textuur-, drainage en profielontwikkelingskaarten werden gemaakt. 1.1 Het grootschalige of macroniveau (schaal 1/20.000)
Op dit niveau werd bestudeerd welke historische bronnen samen met textuur, drainage en profielontwikkelingskaarten konden gebruikt worden om het volgende na te gaan:
We benadrukken dat de bodemkundige, historische, toponymische en archeologische gegevens altijd wederkerig moeten gebruikt worden.
1.2 Het middenschalige of mesoniveau (1/10.000)
Hier stelde zich slechts één centrale vraag:
1.3 Het kleinschalige of microniveau (1/5000)
Dit niveau heeft betrekking op een archeologische site. De vraagstelling betrof hier:
In dit deel werden ook schuine luchtfoto's ingeschakeld om het historisch-geografisch en bodemkundig onderzoek te vervolledigen.
De eerste drie vraagstellingen worden behandeld in hoofdstuk 3. De vierde en de vijfde in respectievelijk hoofdstuk 4 en 5. We benadrukken dat er tot onze spijt geen diepgaande statistische analyses werden gemaakt. Door de rand van verschillende wetenschappen af te tasten zullen er heel wat mensen op hun honger blijven zitten. Als enige verontschuldiging geldt dat er voor de samenstelling van dit werk, naast de te digitaliseren kaarten, 79.154 attribuutgegevens manueel in tabellen werden ingebracht. Toch blijven we benadrukken dat het de moeite loont om op verschillende schalen rond een geselecteerd studiegebied te werken omdat dit een resem aan vragen genereert die het onderzoeken waard zijn. 2 Afbakening van het onderzoeksgebied
We hebben hierboven gewezen op de drie niveau's die werden gebruikt in de studie. We omschrijven bijgevolg drie onderzoeksgebieden, hoewel we gekozen hebben voor een logische overlapping die het mogelijk maakt om deze in verband met elkaar te brengen. Het grootste deel van het onderzoeksgebied maakt deel uit van de gemeente Maldegem gelegen in het noordwesten van de provincie Oost-Vlaanderen. Ze wordt begrensd door Eeklo, Sint-Laureins, Damme, zomergem, Knesselare en Beernem. Deze huidige situatie komt niet overeen met de historische bestuursomschrijvingen, daarom worden ze apart besproken en gesitueerd op de onderstaande afbeelding.
2.1 Het Macroniveau
Het onderzoeksgebied beslaat grotendeels de gemeente Adegem zoals deze er vóór de fusie in 1977 met Maldegem uitzag. Met dien verstande dat het de bestuurlijke toestand van Adegem betreft van 1765 en 1835 omdat de gemeentegrenzen geen substantiële verandering ondergingen en de meest betrouwbare gegevens voor de koppeling van Ancien Régime naar de Moderne Tijd van die twee tijdstippen dateren. 2.2 Het Mesoniveau
Het onderzoeksgebied betreft hier de bestuurlijke eenheid van een watering, waarschijnlijk gevormd in de 15e eeuw, waarvan na de Franse Revolutie geen sporen meer zijn terug te vinden. Ze liep over het grondgebied van Maldegem en Adegem. 2.3 Het Microniveau
Dit komt overeen met enkel percelen die in het kadaster terug te vinden zijn
die de opgravingszone afbakenen.
Het zal wel opgevallen zijn dat de afbakening van het onderzoeksgebied vooral gesteund is op artificiële, bestuurlijke grenzen. Een bewuste keuze omdat het zo mogelijk wordt aan regressief onderzoek te doen en tegelijk betrouwbare informatie met het oog op vergelijkend onderzoek met de bodemkaart kan uitgevoerd worden.
|
|