GIS story | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
Bronnen en methodes
1. Bronnen
We hebben er voor gekozen de bronnen chronologisch-thematisch te rangschikken, m.a.w. eerst deze uit het Ancien Régime en daarna deze uit de Moderne Tijd. We kozen ervoor om de bronnen in hun organisch verband te bespreken, bijvoorbeeld het landboek samen met figuratieve kaart. 1.1. Ancien Régime
1.1.1. De landboeken en ommelopers
Omdat er in de 17e en 18e eeuwse bronnen geen éénduidig taalgebruik is waarmee het verschil tussen een landboek en ommeloper kunnen maken (als er al een is) verduidelijken we dit zelf voor deze studie. De term landboeken wordt gebruikt om die bronnen aan te duiden die tot doel hadden het landbouwareaal in een 'parochie' (ongeveer synoniem voor een gemeente) in kaart te brengen met vermelding van gebruiker en/of eigenaar, de grondbelasting, de aard van het 'artikel' (ongeveer synoniem voor perceel), enz De ommeloper verschilt niet veel van een landboek, het verschil is echter dat er geen belasting op de gronden in voorkomt. Tevens gaat het over een administratieve omschrijving, in dit geval een watering, die geen uitstaans heeft met de parochie.
1.1.1.1. Het landboek van Adegem (1640)
a. Bewaarplaats: Rijksarchief Gent. b. Fonds: Fonds Adegem, nrs. 3 en 3bis. c. Materiële beschrijving: d. Formaat: 24 x 37,4 cm e. Auteur(s): f. Inhoud: g. Datering: h. De opdrachtgever(s): i. De oppervlaktematen: j. Bespreking: Andere merkwaardigheden vielen op: Er zijn nog verschillende artikelen in dit begin die opnieuw werden gemeten ten jare 1661. Ter illustratie enkele voorbeelden:
- Nog in hetzelfde volume staat op folio 350 recto, 19de begin, artikel 114 in de kantlijn te lezen: `Jan lievens 1727` Dit is voor zover kan vastgesteld worden de uiterste datum waarin hetzelfde handschrift als waarin de artikelen geschreven staan voorkomt. Dit zou kunnen betekenen dat het om een 18e eeuwse kopie gaat van na 1727. In het landboek staat bij een nieuwe meting vermeld dat de landmeter ondertekent, maar er terzelfdertijd geen handtekening in voorkomt. Hetzelfde vinden we terug bij Jan de Zuttere en Jan vande Velde die verklaren te ondertekenen maar waar er helemaal geen handtekening terug te vinden is.
We kunnen hieruit besluiten dat het landboek niet het origineel is maar dateert uit de periode tussen 1725 en 1730, omstreeks dezelfde periode waarin het landboek van Maldegem en de ommeloper van de Bekewatering werden gekopieerd. Het valt buiten deze studie na te gaan of dit gebeurde ter gelegenheid van de totale ontginning van Maldegem en Adegem.
k. Indeling: Het landboek wordt ingedeeld in 31 beginnen (ook beloop of wijk genoemd) (bijlage 1), te vergelijken met de secties van het huidige kadaster. Onder elk begin staan een aantal artikelen, waarvan het aantal varieert. Van elk begin worden de grenzen beschreven waardoor we een gebied ruimtelijk kunnen localiseren met de omringende straten. Soms worden er belangrijke boerderijen, molens, herbergen, enz in vermeld. Daarnaast kunnen -belangrijke - toponiemen gelocaliseerd worden.
Voorbeeld van de beschrijving van een begin.
Elk artikel dat valt onder een begin wordt genummerd. De eigenaar en/of gebruiker wordt in de kantlijn bijgeschreven, met vermelding van de datum van overname. De ligging wordt ten opzichte van het vorige en de omringende artikelen beschreven. Op het einde van elk artikel wordt de werkelijke oppervlakte en de belasting die erop ligt met de resulterende belastbare oppervlakte vermeld. Het valt op dat de beschrijving vrij eenvoudig is, er kan niet uit worden afgeleid wat de geometrie van een perceel is. Voorbeeld van de beschrijving van een artikel.
l. Gebruikswaarde De gebruikswaarde van dit landboek berust eigenlijk op de nauwkeurigheid van het landboek van 1765. Daarin wordt voor elk artikel verwezen naar het oud artikel dat overeenkomt met het artikel in het landboek van 1640.
1.1.1.2. De ommeloper van de Bekewatering (bijlage 4)
a. Bewaarplaats: Rijksarchief Brugge. b. Fonds: Verzameling Jonckheere, nr. 1161. c. Materiële beschrijving: Het landboek verkeert in een zeer goede staat. De bladen zijn niet genummerd. d. Formaat: - e. Auteur(s): Landmeter Pauwels van Ramsbeke. f. Inhoud: g. Datering: j. Bespreking: k. Indeling: Het administratief gebied wordt per begin beschreven en onder elk begin worden een aantal artikelen beschreven. Dat aantal varieert per begin. De grenzen van elk begin worden omschreven, zowel algemeen of specifiek. Algemeen wordt het begin gesitueerd ten opzichte van de kerk en eventueel een geografisch gekende plaats. Specifiek worden de grenzen ten opzichte van landschapselementen, zoals land- en waterwegen, ontgonnen of onontgonnen gebieden, enz.. Elk artikel is genummerd met vermelding van de eigenaar van dat moment. Eveneens worden de voorgangers (tot 3 soms 4 eigenaars ervoor) opgesomd en ook de nakomende eigenaars staan erboven geschreven met vermelding van het jaar. De situering gebeurt ten opzichte van de aangrenzende arikelen. Op het einde van de beschrijving van elk begin wordt een totale oppervlakte opgegeven.
Voorbeeld van de beschrijving van een begin
Voorbeeld van de beschrijving van een artikel
l. Gebruikswaarde:
De gebruikswaarde van de ommeloper hangt af van de betrouwbaarheid, die enkel kan nagegaan worden door te analyseren en de verschillende elementen kritisch te evalueren. We geven hiervan 2 voorbeelden, namelijk de oppervlakte en taal van het landboek.
* De oppervlakte
De ommeloper verschaft een aantal numerieke gegevens, meerbepaald over de oppervlakte. De totale oppervlakte van het landboek, dat op het einde wordt vermeld kan geverifieerd worden door de som van de oppervlakte van de verschillende beginnen te maken. De totale oppervlakte van een begin is dan weer de som van de oppervlakte van de artikelen. De Bekewatering bevatte in 1681, het jaar van de opmaak van de ommeloper, 7 beginnen. Het totale oppervlak bedroeg 300 gemeten 94 roeden.
Per begin vinden we volgende oppervlakte:
Wanneer we deze optellen komen we tot het geheel van 300 gemeten 94 roeden. Precies wat er op het einde van de ommeloper vermeld staat. Daarnaast stelden we vast dat de som van de oppervlakte van de arikelen weing of niet verschilde met de totale oppervlakte van een begin. Daaruit kunnen we besluiten dat de betrouwbaarheid van de ommeloper vrij groot is om oppervlaktes uit het oude matenstelsel met het metrieke stelsel te vergelijken. Wanneer hieruit blijkt dat er geen fouten gemaakt zijn als gevolg van een verkeerde meting of kopieerfout dan kan de vergelijking met de metrieke oppervlaktegegevens van de oorspronkelijke aanwijzende tabel gemaakt worden.
* De taal
Het is vooral de taal die in de ommeloper gebruikt wordt die ons toelaat de ommeloper voor welbepaalde doeleinden te gebruiken. We geven hieronder enkele voorbeelden. - Ten eerste het bepalen van de opeenvolgende eigenaars van een artikel.
In de definitieve versie van de studie van De Kraker (nog niet uitgegeven tijdens
ons onderzoek) over de Vlaamse en Zeeuwse ommelopers uit de 14e,15e
en 16e eeuw staat op blz. 11 volgend voorbeeld:"Colaert Goschin
over den abt van Ste. Pieters te Ghent ex westsijde daeran cum sudthende ande
heerwech 12 gemeten 7 roeden". Volgens De Kraker is in dit voorbeeld
Goschin de gebruiker en de St.-Pietersabdij te Gent de eigenaar van het perceel. Over Het voorzetsel stelt ons voor enkele problemen. Volgens De Kraker duidt het op een onderscheid tussen de pachter en de eigenaar. In de context van de ommeloper kennen we er de betekenis aan toe als aanduiding van overname. De betekenis die in deze context het best kan worden gegeven is deze waarbij uit de betekenis van over als gelijkstelling deze van plaatsvervanging zich heeft ontwikkeld (Verwijs en Verdam, 1903, dl.V, kol. 2087-2087).
Een ander, we noemen het een intern criterium omdat het in het landboek af te leiden valt, om de betekenis van over vast te stellen is de plaats in de zin. Volgende voorbeelden halen we hiervoor aan:
De positie van over is deze tussen twee persoonsnamen in. De proef op de som zou er moeten komen door na te gaan of op een andere manier
kan uitgemaakt worden in welke betekenis over hier wordt gebruikt. Dit
is mogelijk door het nagaan van de eigendomsopvolging van een bepaald artikel
aan de hand van andere bronnen (sterfhuisbeschrijvingen, verkopen, enz
).
Wijlent We vonden deze betekenisen:
In de ommeloper zijn de voorbeelden daarvan legio. - Een tweede voorbeeld is de orientatie van een artikel, belangrijk voor de landschapsreconstructie wanneer er geen figuratieve kaart beschikbaar is. De orientatie van een artikel wordt gegeven door middel van de windrichting. Bijvoorbeeld de uitdrukkingen een stick oost ende west, en een stick noord ende zuyd geven de oriëntatie weer van een artikel respectievelijk oost-west en noord-zuid gericht. Tegelijk kunnen we er de geometrie uit afleiden. - De betekenis van artikel, stuck of stick en partij in de ommeloper is belangrijk omdat er een verband moet kunnen gevonden worden met perceel, gebruikt in het moderne kadaster. Op die manier kan een ommeloper ruimtelijk gereconstrueerd worden. De betekenis van stuk en partij vinden we heel goed beschreven in Devos, 1991, blz. 288-364. Met enige veralgemening stelden we vast dat een artikel ofwel gelijk staat met een stuk of kan verdeeld zijn in meerdere stukken. Die stukken worden op kadastrale plannen als aparte percelen aangeduid. Dit benadert sterk de betekenis die Devos eraan geeft (1991, blz. 292):"Referentieel bestaat hier geen enkele twijfel dat stuk zelfstandige, want met een levende heining omsloten perceel aanduidt". Of (1991, blz. 293): "het betreft entiteiten bouwland, omringd met levend houtgewas, die als eenheden van bewerking worden beschouwd (er is sprake van een aantal voren per stuk." Dit betekent, weer met enige veralgemening, dat de kadastrale plannen ongewild de bewerkbare eenheden bouwland die in de 18e eeuw bestonden weergeeft, althans voor die stukken die een levende omheining hadden. We stellen hetzelfde vast op de figuratieve kaart van Adegem, 1765. Sommige artikels zijn duidelijk onderverdeeld in afzonderlijke stukken, gescheiden door een levende omheining of een gracht of door beide, die vanaf het verschijnen van de kadastrale plannen als afzonderlijke percelen aangeduid staan. 1.1.1.3. Het landboek van Maldegem (18e eeuw)
We besteden minder aandacht aan dit landboek hoewel het een prachtig document is waarmee met grote kans op slagen een 18e eeuwse perceelstoestand zou kunnen gemaakt worden voor Maldegem. We gebruikten het voor het verifiëren van onduidelijkheden in de ommeloper van de Bekewatering, vermits er onder elk artikel van het ene document een verwijzing staat naar het andere en omgekeerd. We stellen vast dat zowel in Adegem als Maldegem rond het eerste kwart van de 18e eeuw de 17e eeuwse landboeken in onbruik raken. Daarnaast werd in dezelfde periode de ommeloper van de Bekewatering gekopieerd. Dit doet het vermoeden rijzen dat rond het eerste kwart van de 18e eeuw de parochies Adegem en Maldegem bijna volledig werden ontgonnen.
a. Bewaarplaats: Rijksarchief Brugge. b. Fonds: Verzameling Mestdagh, nrs. 907 - 914 c. Materiële beschrijving: 907. 1e kohier, 1-15e begin, aanvullingen tot 1791
908. 2e kohier, 16-41e begin
909. 3e kohier, 42-59e begin en bijlagen
910. 4e kohier, 60-78e begin
911. 5e kohier, 79-103e begin
912. 6e kohier, 104-127e begin
913. 7e kohier, 128-144e begin
914. 8e kohier, 145-163e begin en laatste kohier
d. Formaat:- e. Auteur(s): f. Inhoud: g. Datering: h. Opdrachtgevers: i. Oppervlaktematen: j. bespreking:
1.1.1.4. Het landboek van Adegem (1765)
Het landboek van Adegem bestaat uit een kladversie zonder kaarten, een afgewerkte versie met kaarten en een figuratieve kaart. Al deze documenten worden op verschillende plaatsen bewaard. De documenten bevatten gemeenschappelijke gegevens die we samen plaatsen. Specifieke kenmerken plaatsen we apart. De basisinformatie hebben we gehaald uit de aanhef van het landboek (bijlage 3.1).
1.1.1.4.1 Gemeenschappelijke gegevens
a. Auteur(s): b. Datering: c. Opdrachtgevers: De eigenlijke reden voor de hermeting wordt niet vermeld maar zeker is dat er opnieuw nood was aan een actualisering van het grondbezit in de parochie. We kunnen dit afleiden uit het feit dat de opdracht van de landmeters erin bestond de nieuwe eigenaars en de gebruikers (pachters) te registreren. Daarvoor werden de bestaande, verouderde landboeken uit 1640-1641 gebruikt, die enkele de zaailanden behelsden. Deze werden in combinatie met bosboeken uit de periode 1648-50 opgesteld. d. Oppervlaktematen:
a. Bewaarplaats: Rijksarchief Brugge. b. Fonds: Verzameling Mestdagh, nrs. 779-787. c. Materiële beschrijving: 779. 1-3e begin 780. 3-6e begin 781. 7-12e begin 782. 14e begin 783. 15-18e begin 784. 19e begin 785. 20-22e begin 786. 23-27e begin 787. 28-31e begin d. Formaat: 19 x 31,4
1.1.1.4.3. De afgewerkte versie
* Eerste Deel De afgewerkte versie van het landboek, waarvan slechts één deel is bewaard met de eerste 18 beginnen, verkeert in een goede staat. Het landboek bestaat uit samengebonden katernen. Om het boek niet te beschadigen werden ze niet geteld. De bladen zijn op de versozijde gefolieerd (1 tot 375) waarvan 373 beschreven. De kaft bestaat uit dik karton met perkament bekleed. Zowel op de rugzijde als op de voorzijde staat in gouddruk geschreven:
PROCHIE BOUCK
ADEGHEM MET 18. BEGIN - De kaarten
De kaartinhoud is als volgt:
* Tweede deel Rond de kwestie van het verdwijnen van het tweede deel van het landboek van Adegem wordt een tipje van de sluier opgelicht door de brieven die bij het eerste deel bewaard zijn en die handelen over de verdwijning van het tweede. Het 2de deel werd door landmeter Colle overgebracht naar het kadaster in Gent waar het altijd kon worden opgevraagd. In de toenmalige inventaris waren deze boeken vermeld. (brief Rijksarchivaris 28/9/1948). Het is in het verzoek van de conservator Jos Denys van het Rijksarchief van Gent aan de burgemeester en schepenen van Adegem (brief 5/7/1948) om er de kerkregisters te deponeren, dat de kwestie van het verdwenen landboek vermeld wordt. Men had toen de directeur van het Kadaster te Gent verzocht om dit stuk op te zoeken. Op 30 juli 1948, opnieuw gericht aan het schepencollege, had de Directeur van het kadaster nog niet geantwoord. In een laatste brief van de conservator Denys aan de burgemeester (22/11/1948) laat hij hem weten dat een onderzoek binnen de dienst in het kadaster vruchteloos bleef. Landmeter August Colle was reeds in 1934 overleden, zijn overlevende echtgenote woonde sinds 1937 in Brussel.
Drie brieven van conservator Denys
e. Indeling: De parochie werd ingedeeld in beginnen of belopen (bijlage 2). Elk begin kan gelocaliseerd worden omdat de grenzen ervan worden beschreven. In dit geval zijn het de straten, de parochiegrenzen, of in het geval van een open ruimte bepaalde objecten, zoals een hoeve of een grenspaal. Daarnaast wordt door de landmeter aangegeven waar de nummering begint. In bepaalde gevallen worden toponiemen, personen of gebouwen (molens, herbergen, hoeves) vermeld. Voorbeeld van de beschrijving van het 4e begin (volledig in bijlage 3.2):
Voorbeeld van de beschrijving 2e artikel uit het 4e Begin:
In de kantlijn: artikel 2. Het wordt gebruikt als zaailand ( afgekort Zlt). Daaronder wordt vermeld dat de persoon zelf eigenaar (proprietaris, afgekort prop.) is. In de centrale tekst staat de naam van de eigenaar (Pieter van Lantschoot), gevolgd door de ligging ten opzichte van het voorgaande artikel (artikel 1) 'Ande noortsijde daeran'. Verder wordt het artikel gepositioneerd tegenover de omringende artikels of andere landschapselementen, zoals in dit geval de 'heerwegh'. Daarop volgt dan de grootte van het perceel (396 roeden) met het niet belastbaar deel, in breukvorm (1/5) dat er wordt afgetrokken. Het overblijvende deel (317 roeden), de belastbare oppervlakte, wordt rechtsonderaan,
apart geschreven. Enkel bij vollanden stemt de belastbare oppervlakte overeen
met de werkelijke oppervlakte. Volgende opsomming betreft de beschrijving van een doorsnee artikel. Elk artikel bestaat uit een tekst in de kantlijn, een centraal, doorlopende tekst en bijkomende, afzonderlijke vermeldingen. Volgende informatie is terug te vinden:
1.1.1.4.4. De figuratieve kaart
a. Bewaarplaats: OCMW-Archief Brugge. b. Materiële beschrijving: De figuratieve kaart van adegem verkeert in een uitstekende staat. Ze bestaat uit vier kwartbladen die op linnen bevestigd zijn. De gebruikte schaal is ca. 1/6420. Er werden tenminste 6 kleuren gebruikt. De weergegeven elementen zijn abstract voorgesteld, behalve de vegetatie: bomen, struiken, hagen en gras staan natuurgetrouw getekend.
De kaartinhoud is als volgt:
c. Auteur:
1.1.2. Omzetting van oude maten naar het metriek stelsel
Vóór de invoering van het metriek stelsel, geïntroduceerd in de Nederlanden tijdens de Franse bezetting, was er geen eenheidsstelsel. De maat van het Brugse Vrije werd, met uitzondering van de Keure van Eeklo in het volledige rechtsgebied toegepast. Daarom worden enkel de maten die in het Brugse Vrije werden gebruikt verder besproken. We weerhouden enkel de lengte- en oppervlaktematen (Vandewalle P., 1984, blz. 50).
Voor deze studie zijn vooral de oppervlaktematen van belang, namelijk de roede, linie (lijn) en gemet. In de landboeken worden de drie gebruikt, maar de roede wordt als basiseenheid gebruikt om gemakkelijk naar het metriek stelsel om te zetten. 1.2. Moderne TijdOver de bronnen uit de moderne tijd zijn we goed ingelicht. We lichten ze niet zo uitgebreid toe als deze uit het Ancien Régime. We verwijzen naar de bestaande literatuur waar mogelijk.
We kunnen de kadastrale bronnen indelen in twee categorieën: de primitieve kadastrale bronnen (vóór 1835) en de oorspronkelijke of primitieve documenten (nà 1835) die het uiteindelijke resultaat waren van de jarenlange voorbereidende opmetingen en schattingen. We maken in de opsomming van de kadastrale documenten geen onderscheid tussen beide.
1.2.1.1. Het 'Procès-Verbal de Délimitation' van Adegem (proces verbaal van grensbepaling)
a. Bewaarplaats: Archief van het Kadaster. b. Literatuur: c. bespreking:
d. Datering:
Over de "basisdocumenten" van het kadaster is er genoeg te vinden in literatuur. We sommen de documenten op die gebruikt werden in ons onderzoek en wijden uit daar waar nodig.
1.2.1.2.1. De oorspronkelijke (primitieve) perceelsplannen a. Materiële toestand:
b. Beschrijving:
De plannen Volgende gegevens komen op de plannen voor:
1.2.1.2.2. De oorspronkelijke aanwijzende tabel of 'model 208'
Alhoewel voor de documenten van het kadaster de chronologische breuk op 1835 wordt gelegd vermelden we dat de tabel voor de gemeente Adegem door de Gouverneur van Oost-Vlaanderen werd goedgekeurd op 20 juni 1834. We verwijzen in onze studie telkens naar het jaar 1835 zoals in de gespecialiseerde literatuur wordt vermeld. Op basis van de oorspronkelijke primitieve plannen en de gegevens uit de oorspronkelijke aanwijzende tabel kunnen gemakkelijk kaarten gemaakt worden. Het is deze tabel die we weerhouden hebben om de gegevens in een GIS tabel te verwerken (bijlage 6).
1.2.1.2.3. De bijgevoegde (supplementaire) aanwijzende tabel of 'model 209'
1.2.1.2.4. De opmetingsschetsen 'model 207'
1.2.1.2.5. Staat der mutaties 'model 223'
a. Bewaarplaats: Koninklijke Bibliotheek Brussel (Albertina). b. literatuur: Hannes, 1968, blz. 137-146. c. Datering: Zowel de Popp-plannen van Adegem als Maldegem werden rond 1861 gemaakt. We hebben dit in het Archief van het Kadaster kunnen onderzoeken.
1.2.2. Analoge kartografische bronnen
1.2.2.1. 'Atlas des cours non-flotables et non-navigables'
a. Bewaarplaats: Provincie 3de directie dienst 32 lokaal 758 b. Inhoud: Adegem
Maldegem
1.2.2.2. Atlas des chemins vicinaux
a. Bewaarplaats: Provincie 3de directie, dienst 32, lokaal 736 b. Inhoud:
c. Datering: ca. 1844
Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden, 1771-1777, Graaf J. De Ferraris (Uitgave Gemeentekrediet)
'Ph. Vandermaelen', Eecloo 14, schaal 1/20.000, ca. 1845
1.2.3. Digitale kartografische bronnen
Alle digitale bronnen werden ons ter beschikking gesteld door Prof. Jean Bourgeois. Praktische inlichtingen konden we krijgen van Marc Meganck. Met bijzondere dank.
1.2.3.1. Topografische kaarten
Topografische kaart, N.G.I., Maldegem 13/3, schaal 1/10.000, zwart/wit, 1978-93
1.2.3.2. De Belgische bodemkaart
Voor een algemeen overzicht over het ontstaan van de Belgische bodemkaart
verwijzen we naar (Amerijckx, 1965). Enkel publicaties, kaarten en bijhorende
teksten, die voor de studie werden gebruikt nemen we op. 1. kaartblad Maldegem 24W, schaal 1/20.000 2. kaartblad Eeklo 24 E, schaal 1/20.000. 3. kaartblad Knesselare 39 W, schaal 1/20.000 4. kaartblad Zomergem 39 E, schaal 1/20.000 1.2.4. Andere (digitale) bronnen
* Orthofoto's, Nationaal Geografisch Instituut, zwart/wit, 1995, grondresolutie 1m * Schuine luchtfoto's:
2 Methodes
2.1 De digitalisering van historische documenten
2.1.1 De digitalisering van kadastrale plannen en de Figuratieve kaart.
Voor een ruimtelijke weergave van de kadastrale toestand van een gemeente rond 1835 zouden we gebruik kunnen maken van de oorspronkelijke (primitieve) perceelsplannen. Deze worden bewaard op het Archief van het Kadaster en kunnen niet worden ontleend. Gelukkig beschikken we over de Popp-plannen (schaal 1/5.000) die te koop zijn en wegens de schaal gemakkelijk te hanteren. Het nadeel is echter dat er ongeveer dertig jaar tussenin ligt waardoor mutaties van de percelen kunnen optreden. De Popp-plannen werden gedigitaliseerd op een digitaliseertablet. Daarvoor werd het programma Arc/Info (versie ?) gebruikt. Tot zover ons bekend worden de Popp-plannen meestal ingescand en op het beelscherm gedigitaliseerd. Wij kozen voor de eerste manier omdat een beeldscherm een beperkt overzicht biedt en te veel handelingen gepaard gaan met dit intensief werk. Ten tweede is Arc/Info, eenmaal de commando's gekend zijn, heel gebruiksvriendelijk voor het bouwen van de topologie. De twee plannen werden samengevoegd en vanaf dat moment spreken we van een digitaal Popp-plan. Dit digitaal Popp-plan werd eerst gegeorefereerd aan de digitale topografische kaart en daarna geïmporteerd in het programma Arc/View (versie 3.1). Van het digitaal Popp-plan werd de perceelstoestand aangepast aan deze van de oorspronkelijke (primitieve) perceelsplannen. Daarvoor gingen we als volgt te werk:
We wijzen er op dat het zeker niet overbodig is om op de analoge Popp-plannen verbeteringen aan te brengen, zeker wanneer met beperkte middelen wordt gewerkt. Die aanpassingen leveren ons het digitale oorspronkelijke (primitieve) perceelsplan op.
Het digitale oorspronkelijke perceelsplan werd op zijn beurt aangepast aan de perceelstoestand van 1765. Daarvoor werden opnieuw foto's gemaakt van een Figuratieve kaart. Deze worden opnieuw met de extensie ImageWarp gekoppeld. Daarop volgde dan de digitalisering op scherm. Het resultaat was de digitale Figuratieve kaart.
De attribuutgegevens voor het digitale oorspronkelijke (primitieve) kadasterplan werden gehaald uit de oorspronkelijke aanwijzende tabel en voor de digitale Figuratieve kaart uit de gehaald uit het bijhorende landboek. Deze werden in een Exell-spreadsheet aangepast en verwerkt om gekoppeld te worden aan de de digitale kaarten. Het aantal attribuutgegevens voor het digitale oorspronkelijke perceelsplan bedroeg 50.022 en voor Figuratieve kaart 28.553. Zo werden uiteindelijk volledige kaarten gemaakt die voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt. Ze bieden het voordeel dat er op elke schaal kan mee gewerkt worden.
2.1.2 De digitalisering van de ommeloper van de Bekewatering
Bij deze ommeloper horen geen kaarten. Het principe is hetzelfde als hier met enkele verschillen. Ook hier werden de Popp-plannen aangepast aan de oorspronkelijke (primitieve) perceelsplannen. De reconstruering van het betreffende gebied gebeurde door de gegevens van de ommeloper meteen op het Popp-plan over te zetten. Het grote nadeel hiervan is dat bij serieuze perceelswijzigingen geen exacte toestand kan gereconstrueerd worden. We stelden vast dat toch 98% van het gebied te reconstrueren was. Hiervoor werden 209 attribuutgegevens toegevoegd.
2.1.3 De digitalisering van de onbevaarbare waterwegen
De onbevaarbare waterwegen werden op detailplannen getekend met de aanpalende percelen. We konden ze overtekenen op de Popp-plannen en ze werden op de digitaliseertablet gedigitaliseerd. Zo kon een overzicht gegeven worden van de hydrografie van 1877. De namen van deze waterwegen stelden ons in staat om andere verdwenen wateringen te localiseren en een volledig beeld te krijgen van de historische hydrografie. Er werden 209 attribuutgegevens aan gekoppeld.
2.2 Digitalisering van andere kaarten en plannen
Van de topografische kaart (1/25.000) werden de hoogtelijnen gedigitaliseerd. Dit gebeurde met de digitaliseertablet. Wanneer er echter enkel met een schaal 1/25.000 kan gewerkt worden raden we aan om de digitale topografische kaart te nemen. In dicht bebouwde gebieden is het heel moeilijk om de hoogtelijnen te volgen. Een aanpasbare schaal is aan te raden. Er werden 72 attribuutgegevens aan gekoppeld.
2.2.2 Het grondplan van de archeologische site
Het grondplan de archeologische site werd gedigitaliseerd op de digitaliseertablet en geïmporteerd in Arc/View als polygonenplan en puntenplan. Met de extensie ImageWarp werden deze aan gegeorefereerde luchtfoto's gekoppeld. Met het polygonenplan kon de ligging van de structuren worden bepaald. Met het punten plan werd het een DTM van het microreliëf te gemaakt. Daarvoor werden 181 attribuutgegevens gebruikt.
|
|