de Helle

Tussen hemel en hel

Iris Van de Casteele

Denkend aan de dorpssmid

Nog leven in mij de geluiden
van het dorp uit mijn jeugd:
fladderende vogels 's zomers,
als het koren groeide en rijpte,
babbelend water in beekjes,
gedommel van diertjes in hagen;
geluiden...

Uit mijn hart niet te roeien
de mannengesprekken, als ik mee mocht
met vader naar de smidse,
waar de smid, pikzwart en graatmager,
met de blaasbalg het vuur hevig aanblies,
diep ademhalend en kuchend;
geluiden...

Zo diep in mijn wezen geworteld
het beeld van die smid
die de hamer hanteerde,
het gebonk, het gesis, de slagen;
altijd opnieuw vlam en vuur:
het beslaan van de paarden,
het rammelen van vaten,
het gewet op de zeisen; geluiden...

Terwijl ik schrijf over vroeger
stijgen ze op de geluiden:
niet de zang van de vogels,
niet het babbelen van water,
niet het dommelen van muggen,
maar de stem van de smid die zacht was
als sneeuw als hij sprak van het vuur,
en het kind dat ik was een lach schonk;
geluiden... geluiden... geluiden...