Omtrent Adegem - Desiré De Weert, Liberaal-Katholiek Burgemeester (2)


-
Omtrent Adegem - Desiré De Weert, Liberaal-Katholiek Burgemeester (2)

Louis De Weert, het vierde lid in de rij en broer van Desiré, stelt zich begin 1861 kandidaat voor de funktie van gemeentesekretaris en wordt als dusdanig ook benoemd op 5 februari. Ook hij was voordien bediende op het sekretariaat geweest. Hij heeft zijn ambt uitgeoefend tot 1905 en heeft dit voor het grootste deel van dezelfde periode gekumuleerd met de funktie van sekretaris en ontvanger van de plaatselijke Burgerlijke Godshuizen.

De familie De Weert heeft dus het gemeentelijk sekretariaat in handen van 1822 tot 1905 en het burgemeesterschap van 1830 tot 1888. Bovendien vestigen wij graag de aandacht op hun familierelaties die politiek niet onbelangrijk zijn : (zie p. 54)

Cesarius Van de Velde (heelmeester) : na mislukte kandidaturen voor gemeenteraadslid en ontvanger in 1830, wordt hij toch raadslid van 1836 tot ’48; hij is lid van de kerkfabriek reeds vóór 1830, wordt geregeld herkozen en vervult zelfs enkele jaren de funktie van ‘tresorier’ en sekretaris tot zijn dood in 1866.

Philippus Ferdinandus Willems (koopman, grondeigenaar, landbouwer) : hij wordt gemeenteraadslid in 1823, wordt herkozen in ’30 tot ’36, en is schepen van ’58 tot ’63; in dat laatste jaar wordt hij lid van de commissie van de Burgerlijke Godshuizen; hij was ondertussen ook lid geworden van de kerkfabriek, voor de eerste maal in ’33, en heeft er herhaaldelijk de funktie van sekretaris en vooral van schatbewaarder waargenomen (tot aan zijn dood).

Pieter Francies Willems (landbouwer, grondeigenaar) : hij wordt in ’36 tot gemeenteraadslid gekozen en vervult het schepenambt van dat jaar tot zijn dood in 1855. We voegen daar nog aan toe dat Marie Pelagie Willems, dochter van Pieter Francies, begin 1856 huwt met Ludovicus Wallyn, notaris te Maldegem (waarvoor o.m. de huwelijksakte van Desiré De Weert is verleden). Deze Louis Wallyn is de broer van Juliana Cecilia, gehuwd in hetzefde jaar met dokter Guido Herrebaut (1816-1905) : deze wordt gemeenteraadslid en onmiddellijk schepen in 1848, dit tot 1885. Hij maakt tevens deel uit van de kerkfabriek : lid vanaf april ’51 en voorzitter van april ’67 tot aan zijn dood (waarna hij als voorzitter wordt opgevolgd door zijn zoon, Jules). Hij is tenslotte ook lid van de Commissie van de Burgerlijke Godshuizen van bij haar oprichting in 1863.

Ook de familie De Reu heeft haar politieke vertegenwoordiger gehad, met name Petrus De Reu (1804-1877) (eigenaar en landbouwer), neef van Joanna Theresia De Reu. Hij is schepen van 1864 tot aan zijn dood in 1877 en lid van de Commissie van de Burgerlijke Godshuizen vanaf 1863.

Voor wat tenslotte de familie Tytgadt aangaat, vermoeden we sterk dat het de in de lijst vermelde Francies (1768-1838) - brouwer van beroep - is die in 1804 reeds lid is van de gemeenteraad en het van 1822 tot ’25 tot schepen brengt. Hij is ook lid en enkele jaren voorzitter van de kerkfabriek geweest.

Onder de vormselmeters en -peters, traditioneel gerekruteerd onder de ‘vooraanstaanden’, vinden we de namen terug van Jan en Desiré De Weert, Joanna Theresia en Petrus De Reu, Cesarius Van de Velde, Maria Theresia Tytgadt, Maria Theresia Dupont, Phil. Ferd. Willems, Julia Wallyn... Het minste dat wij dus tot besluit kunnen stellen is dat Desiré De Weert zijn leven heeft uitgebouwd in een milieu waarin het bekleden van

46


openbare ambten en de daarmee gepaard gaande macht en sociaal aanzien vertrouwde gegevens waren.

De vraag of dit ook, of zelfs vooral, verbonden was aan een hoge mate van rijkdom durven wij vooralsnog niet ten gronde aanpakken bij gebrek aan inzicht in vergelijkbare gegevens. Van Desiré zelf weten wij dat hij, zijn lokale publieke funkties ter zijde gelaten, ook ‘zaakwaarnemer’ was (ongetwijfeld zijn hoofdinkomen). Ook op dit punt volgde hij zijn oom Jan op, namelijk als opzichter van de Buitengoederen van de Burgerlijke Godshuizen van Brugge voor de 2e sektie (ongeveer heel Oost-Vlaanderen !). Jan De Weert heeft dit beroep uitgeoefend van 1843 tot zijn dood, en Desiré is als zijn opvolger benoemd op 2 juli 1860, o.m. omdat hij beloofde een deel van zijn wedde af te staan aan de weduwe van Jan.

Uit een weliswaar beperkt onderzoek van de kadastrale bronnen menen we daarnaast gerust te kunnen besluiten dat de familie De Weert zeker geen grote grondeigendommen had.

Desiré behoorde niet tot de echte bovenlaag van België (hij is bvb. nooit verkiesbaar voor de Senaat geweest, iets wat slechts weggelegd was voor de sociale top). Hij behoorde wel tot de gemiddelde kategorie gezien hij voldeed aan de cijnsverplichting om kiesgerechtigd te kunnen worden voor de wetgevende verkiezingen (april ’61 ). Meer aandacht willen wij besteden aan zijn politieke betekenis.

2. Desiré De Weert
Burgemeester 1861-1888

In de loop van dertig jaar gemeentebestuur gebeurt natuurlijk heel wat. We willen slechts op een paar dingen wijzen. Het is de periode waarin beslist wordt de ‘buertweg’ aan te leggen die de staatsbaan Gent-Brugge met de provinciale baan Eeklo-Tielt verbindt (1862) en in dezelfde jaren ’60 worden het gemeentehuis, en het Gods- en Ziekenhuis opgericht.

Dorpstraat

47