Germ. “balwa + were + hoek”, waarin het eerste lid “slecht” betekent. Of duidt “balger” op de bewoners van de “balga” (hoog gelegen grond aan of in het water), net zoals met hulster in Hulsterlo de hulstbos-bewoners kunnen worden bedoeld ? Balgerhoeke zou dan worden: de plaats (hoek) van de balga-woners.
BERLAARS F-7
Een toponiem dat vrij vaak voorkomt in de Germaanse wereld, en vrijwel zeker afkomstig is van : Germ. “bernu + hloeri”: op beer gelijkende modder + bosachtig gebied. De naam betekent dus zoiets als kreupelbos in moerassig terrein. Wij wijzen toch even op het Duitse plaatsje Berlar, waarvan oude spellingen de volgende verklaring open laten : Germ. berk + laar: open plaats in berkenbos.
BLAKKEVELD C11
Naam van een Adegemse straat. Wij zoeken de betekenis, onder voorbehoud, in de richting van “het vlakke veld”. “Blak” kan inderdaad “vlak, effen” betekenen.
BLEKKERSGAT B5
Een kleine straat in het westen van ons dorp. De verklaring van dit toponiem is niet meteen duidelijk. Er bestaat wel een oud werkwoord “blikken”, wat “schitteren” betekent . Volgens A. Carnoy is dat woord verantwoordelijk voor het toponiem “de Hoge Blekker”, een duin te Koksijde, waarvan de top in de zon schitterde.
Hoeveke langs het Blekkersgat.
58
Op de zelfde manier viel misschien indertijd het Blekkersgat op. De vraag is door wat. Wij vermelden hier wel dat “een blekker” in de volksmond een boom is (wij menen een soort populier), waarvan de bladeren een zeer lichtgekleurde onderzijde hebben en dus door het spelen in de wind een glinsterende indruk kunnen wekken.
BOTERHOEK E1
Naam van een wijk op de grens van Adegem, Eeklo en St.-Laureins. Vanaf het begin van de 16e eeuw treffen we de Boterhoek in teksten aan. In het landboek van 1766 vinden wij “d’oude herberghe, alias het Swaentje ofte den Boterhouck”. De wijk heeft misschien zijn naam aan deze herberg te danken.
BROEKELKEN C2
Reeds in een charter van de O.L. Vrouw-kerk uit 1348 treffen we dit toponiem aan: “In Adenghem... straetken dat strekt ten Broekelkine waart”. De betekenis van deze oude naam houdt verband met het Germaanse “brôke” : moeras. Misschien is het tweede lid “-el” een nevenvorm van “lo” (op zijn beurt afkomstig van “lauha”, wat “bos” betekent). Dit “-el” als afleiding van “lo” komt bijvoorbeeld nog voor in de plaatsnamen Boekel en Brakel. Eerlijkheidshalve vermelden we toch dat “lauha” een bos op zandgrond aanduidde, wat wel moeilijk te combineren valt met “brôke”.
CELIEPLAS C1
Naam van een weg te Adegem, St.-Laureins en Maldegem. Vanaf de 14e eeuw duikt dit toponiem onder verschillende spellingsvormen op : “Celie” (1365), “Ter Selle” (1641), “’t Zelie, Celyen”, enz. Reeds in een charter van 1386 treffen we de Celiebrug aan :
“Metten westende an den upwerwech, die loopt van Celien Brucghe te sinte laureins waart”.
Voor de betekenis van het toponiem vonden wij bij A. Carnoy de volgende verklaring : “Celie” zou een vervlaamste vorm zijn van het Franse “ceille”, wat dan weer teruggaat op het Latijnse “cella” of huiskapel. Ofschoon deze uitleg geruggesteund wordt door het feit dat in dezelfde buurt ook de “Kapelle Meerschen” liggen, wagen we toch een andere suggestie naar voren te schuiven.
Er bestond vroeger een Germaans woord “salhjôn”, dat waterwilg betekende. De evolutie van “salhjôn” naar “selie” is perfect verklaarbaar door klankwetten waarover we hier niet zullen uitweiden. In die betekenis treffen we het woord trouwens aan in het oude Duitse toponiem “Selibah” :
Germ. “salhjôn + baki” : de beek met waterwilgen.
We stippen in dit verband nog aan dat men Celie vaak verbindt met het achtervoegsel “plas” (vb. 1641 : Selien-plasch). Daarom, en ook wegens de “-n” die in betrekkelijk veel oude spellingsvormen opduikt (Cellen, Celyen, Selien), vinden wij dat ook de “salhjôn-interpretatie” aandacht verdient.
DORP B4
De naam “Dorp” als aanduiding voor het centrum van onze gemeente is opvallend jong. In 1660 heet dat nog “de plaetse bij het kerckhecken” en in 1665 “de plaetse van Adeghem”. In het pachtboek vonden we pas in 1775 voor het eerst de vermelding “aan het Dorp”.
59