Omtrent Adegem - Adegem, een korte historiek (4)


-
Omtrent Adegem - Adegem, een korte historiek (4)

Het broederschap van het H. Schapulier zou in Adegem gesticht zijn op 13 juli 1643. In die tijd waren er twee devoties die veel bijval hadden : de Rozenkrans en het Schapulier. Deze laatste devotie werd gepropageerd door de Karmelieten. Als men nu weet dat de Karmelieten zelfs van vóór de godsdiensttroebelen hier “stationaire” waren dan is het niet te verwonderen dat Adegem koos voor het H. Schapulier. “Stationaire” betekende dat men hier statie kwam houden, d.w.z. prediken en biechten. Als compensatie had men de toelating in de parochie te bedelen.

Bij de vrede van Utrecht in 1713 komen de Zuidelijke Nederlanden onder het bewind van Oostenrijk. Na jaren van oorlog komt er eindelijk een periode van rust en vrede. Er komt een heropleving op elk gebied. In 1730 wordt de “Confrerye van het H. Schapulier tot Adegem” opgericht “tot meerder eere en glorie Godts”. “De confraters verbinden sig uyt eene partikulieren devotie tot ons Lieve Vrouwe van het H. Schapulier en het alderheyligst sacrament des autaers” bepaalde statuten en reglementen in acht te nemen. Dit broederschap werd hernieuwd in 1804. Een van de statuten luidt als volgt : “8° - waer het saken dat er iemant van de confraters soo vermeeten waere van op den dag hunder vergaederinge soo ordinaire als extraordinaire sig soodanig droncke te drincken dat hij berooit soude sijn van sijn verstandt en sinnen, of dat iemant sig soude laeten vervoeren tot abominabel vloecken of sweiren, godtslasteringen of blasphemeren soo sal den prost deken en ouderlingen naer het vriendelijck vermaent te hebben hem vermogen te schrabben uyt dese confrerye ; in dit geval en in alle andere andre gevallen dat iemandt vrijwilliglijk of andersins deze confrerye quam te verlaeten soo en sal hij niet vermogen iets wederom te eysschen van al het gone hij in dese confrerye gegolden of betaelt heeft.”

In 1750 wordt door pastoor Jacobus Blomme, tevens deken van de dekenij Aardenburg, samen met enkele notabelen van de gemeente, waaronder Joannes Willems en Geerardus Pots, een verzoekschrift gericht aan keizerin Maria-Theresia om een Sint-Sebastiaans-gild te mogen oprichten. Als hoofdargument haalt men aan dat “ledigheyt, dronckenschap ende andere schaedelijke werken zouden worden tegengegaan”. Het jaar daarop werd het octrooi verleend.

Op het einde van de 18e eeuw wordt het terug een slechtere tijd : er is veel armoede en werkloosheid. De tijd is rijp voor de ingang van nieuwe ideeën en voor een revolutie. In 1789 worden de Oostenrijkers verdreven en komen de Verenigde Belgische Staten tot stand (1790). Dit ging in vele gemeenten gepaard met onlusten en vechtpartijen tussen de verschillende gezindheden. Of dit in Adegem ook plaats greep is niet bekend. Alleen weten we dat een Ambrosius De Clercq (Oostenrijks gezind) uit Onderdijke in de herberg “de Kruytput” zei dat hij “troubelen wenschte om aan de handeling te zijn en een man te kunnen worden”. In de herberg “den Appelboom” sprak hij een zekere Bernard De Rijcke uit de Vulderstraat aan en vroeg hem of hij zich wou aan sluiten bij zijn groep. Deze ging er echter niet op in.

In 1792 en later definitief in 1794 komt Vlaanderen onder het Frans bewind. Het is ook het einde van het oud regime. Grondige hervormingen vinden nu doorgang. Het oude ambacht van Maldegem wordt afgeschaft. Adegem wordt nu voor het eerst een zelfstandige gemeente en maakt deel uit van het departement van de Schelde (departement de l’Escaut).

12


Natuurschoon langs het Schipdonkkanaal
Natuurschoon langs het Schipdonkkanaal. Vanop Veldekensbrug kijken we in de richting van Oostwinkel. Het kanaal werd gedeeltelijk gegraven in de loop van de Lieve.

Daaruit ontstaat later de huidige provincie Oost-Vlaanderen. In 1795 wordt het ambt van “garde-champêtre” ingevoerd. De eerste veldwachter in Adegem was Pierre De Vlieger. Naast het kerkelijk huwelijk wordt het burgerlijk huwelijk ingesteld. Alle geboorten, huwelijken en overlijdens, die voorheen alleen bij de pastoor werden opgetekend, worden nu ook genoteerd door de burgerlijke overheid. Dit is de huidige burgelijke stand. Er wordt zelfs een nieuwe tijdrekening ingevoerd, republikeinse kalender genoemd. Hij begint op 22 september 1792 (1e vendémiaire van het jaar 1). De maanden bestonden elk uit 30 dagen of 3 delen van 10 dagen. De weken waren afgeschaft. De maanden kregen nieuwe benamingen: vendémiaire, brumaire en frimaire in de herfst; nivôse, pluviôse en ventôse in de winter; de lentemaanden waren: germinal, floreal en prairial; de zomermaanden: messidor, thermidor en fructidor. Napoleon schafte deze nieuwe tijdsregeling af met ingang van 1 januari 1806 (11e nivose van het jaar 14).

In 1796 begonnen de Fransen de katholieke godsdienst te vervolgen. De priesters werden verplicht de volgende eed af te leggen : “Ik zweere haet aen het Koningdom en aen de regeeringsloosheid, aengekleeftheyd ende getrouwigheyd aen de Republiek ende aen de Constitutie van het Jaer Dry”. Vele priesters weigerden dit en werden vervolgd en verbannen. Onze pastoor Dhoedt legde wel de eed af, doch herriep hem in 1802. Voor de onbeëdigde priesters brak de “besloten tijd” aan. Ze doken onder en oefenden hun taak ’s nachts uit op een zolder of in een schuur. Een van hen was E.H. Welvaert geboortig van Adegem en in die tijd deservitor op de parochie van Sint-Laureins. Deze moedige onderpastoor weigerde de eed af te leggen en dook onder. Over hem staat geschreven dat hij af en

13