Beeld H. Adrianus. Cat. 117.
Dit beeld werd door beeldhouwer Bruggeman uit Gent vervaardigd. Het prijkt op het hoogaltaar, dat, samen met het beeld, geschonken werd door ridder Stroo.
Adegem was in die tijd voor een groot deel woest en verlaten, bestaande uit overwegend bos- en heidegronden die toebehoorden aan de landsheer. Die woeste gronden brachten bijna niets op en daarom werden ze geleidelijk aan vercijnsd. Een stuk grond werd aan iemand afgestaan mits betaling van een jaarlijkse cijns, eerst in natura later in geld. De graven behielden echter het justitierecht. De heer van Maldegem bezat een stuk van 40 bunder groot “apud Hille”, waarover hij 3 pond cijns betaalde. Een groot deel van de cijnsen lag rond de Murkel (“apud Moerkere” en “Moerkere de nova”). Verder waren er nog cijnsen te Onderdijke, Kleemputte, Raverschoot, Heulendonk, Kallestraat en Kraailo. In het centrum van Adegem waren er bijna geen cijnsen. Men neemt aan dat in de periode 1220-1250 bijna de helft van Adegem vercijnsd werd. De kleine cijnshouders maakten hun grond onmiddellijk vruchtbaar in tegenstelling met de grote die hun gronden onaangeroerd lieten.
De 14e en 15e eeuw zijn een rumoerige tijd. Onze streek is hier vele malen het strijdtoneel van oorlogen gevoerd tussen de grote mogendheden. Dikwijls moet met have en goed gevlucht worden naar veiliger oorden. Verwoestingen van de ganse streek gebeurden :
- in 1299 door de Fransen
- in 1382-83 door de Gentenaars
- in 1436 door de Engelsen
- in 1452 door de Gentenaars
- in 1488 door de Duitsers
10
Op het einde van de 16e eeuw krijgt men de opkomst van het Calvinisme. Deze leer nam hier ook snel uitbreiding. De spanning tussen de katholieken en de protestanten nam zeer vlug toe. Ze culmineerde in 1566 in de beeldenstorm. Het is niet bekend of in Adegem een beeldenstorm plaats greep. Dit gebeurde wel in de kerk van Oostwinkel met medewerking van de pastoor die overgegaan was naar het Calvinisme. Het Noorden (= huidige Nederland) maakte zich los van het katholieke Spanje en werd aldus voor een groot deel protestant. Onze streek die zo wat op de scheidingslijn lag werd terug het toneel van geweld. Af en toe werd men verplicht “contributie” of brandschatting te betalen zoniet werd de streek geplunderd en platgebrand. Dit gebied noemde men daarom het “contributieland”. In 1575 is de toestand weer wat genormaliseerd want er wordt een nieuwe pastoor benoemd. Het is E.H. Dirk Roegiers, een priester van het bisdom Utrecht, die zelf is moeten vluchten voor de geuzen uit het noorden. Ook hier heeft hij niet lang kunnen blijven daar de hervormden steeds verder oprukten. In 1575 wordt de toren van de kerk door brand getroffen, waarschijnlijk te wijten aan brandstichting. Maar kort na 1575 wordt de kerk verbrand door de geuzen. Om de toestand in de volgende jaren weer te geven citeer ik hier het getuigenis van de pastoor van Middelburg die schreef dat men “nerghens int quartier van Brugghe, dan binnen Middelburgh en Maldeghem den dienst ende precatie van de catholycke religie dede en onderhielt”. Ook daar viel weldra de eredienst weg. Voor Adegem vermeldt men dat er een georganiseerde calvinistische kerkgemeenschap bestond in het jaar 1578. De kerk zelf wordt door hen gebruikt van 1578 tot 1583. Om de oorlogen te bekostigen voerden de Spanjaarden nieuwe belastingen in, genaamd de XXe penning.
In juli 1610 is de toestand terug genormaliseerd, want er wordt weer dienst gedaan. Op 30 november 1611 is er een visitatie van Mgr. de Rodoan die in zijn verslag vermeldt dat in de kerk alles zeer sober is en dat men tinnen kelken en koperen cibories gebruikt. Er is 1 klok die “ver draagt”. Van Pasen tot Pinksteren doet men wekelijks een pestmis. Alsook is er elke week een St.-Anna en een Sakramentsmis. Er zijn 18 fundaties. Op 28 mei 1614 wordt er een verzoekschrift gericht aan het kapittel van Harelbeke voor herstelling van de kerk. Over de betaling der kosten is er jarenlang betwisting. Met als gevolg dat de herstelling aansleepte tot 1660.
In 1648 begint in Adegem de aantekening van de geboorten, huwelijken en overlijdens. Het houden van deze parochieregisters was een verplichting opgelegd door het Concilie van Trente (1545-1563). Deze boeken worden nu bewaard in het rijksarchief van Gent en zijn een goede bron bij het opmaken van een familie-stamboom. Van 1648 tot 1713 krijgen we verschillende invallen van de Fransen in het Meetjesland. Ons dorp ligt opnieuw in het contributiegebied. In 1683 ontbreken de nodige gelden om de gevraagde brandschatting te betalen. De Fransen beginnen een geweldige strooptocht. Kroniekschrijvers uit die tijd beschrijven ze als briesende leeuwen. Bijna het ganse Meetjesland ging in de vlammen op. Hier ter plaatste werd o.a. de pastorij van Adegem verbrand. Dit maken we op uit het begin van het boek van het H. Schapulier. Daar staat: “Register van het Broederschap van het H. Schapulier. Begonst in dezen bouck up te schrijven de namen van medebroeders en zusters van ’t schapulier van Onze-Lieve-Vrouwe des bergs Carmelis 1684 omdat den anderen bouck verbrandt is door de Franschen ten jaere 1683”.
11