Adegemse Hoeven - Het Goed Altena (2)


-
Adegemse Hoeven - Het Goed Altena (2)

In hetzelfde jaar kocht het hospitaal nog anderhalf geroet moergrond gelegen « up den Suutmoer in die seven ende twintich buenre » (11). Volgens de bewaarde oorkonden moet het Sint-Janshospitaal in 1330 minstens over 54 bunder grond beschikt hebben in de omgeving van Veldekens.

2. UITBATING IN EIGEN BEHEER.

De eerste hoeve werd opgericht door de broeders van het Sint-Janshospitaal en waarschijnlijk gebeurde de uitbating door de broeders zelf ofwel onder toezicht van een broeder. In 1321 bracht het goed Altena 35 p. 16 sch. par. op. Later daalde de opbrengst tot 12 p. 9 sch. 3 d. par. in 1332. De stichting van Altena was dus geen bijzonder winstgevende onderneming.

In 1333 werd Altena voor rekening van het hospitaal uitgebaat « bi Margriete Lippins ». De hoeve beslaat 125 g., waarvan 23 1/2 g. bezaaid is met haver en rogge, terwijl « al tander es woestine ende weede ten beesten boef ». Op Altena werkten drie merriepaarden en de veestapel bestond uit 25 stuks hoornvee, twee varkens en 16 schapen en lammeren (12).

Gedurende het jaar 1333 leverde Margriete Lippins « 16.5 hoed rogghen, 3,5 waghen, 3 zesters botren », twee ossen, lammeren en dierenhuiden, te samen voor een waarde van 31 p. 7 sch. par. Aan Margriete Lippins werd 5 p. 4 sch. par. gegeven voor het hof uit te baten, zodat een nettobedrag van 26 p. 3 sch. par. in rekening kon ingeschreven worden.

In de periode 1339-1345 steeg de opbrengst van Altena tot rond de 90 p. par. In 1347 daalde echter de opbrengst tot 6 p. 7 sch. par. en in 1350 noteerde de ontvanger « vanden hove te Altena tachter 43 p. 12 1/2 s. ».

In 1351 betaalden de broeders van het Sint- Janshospitaal 4 p. 8 sch. par. « van evenen esayt t’Altena » (13) en in 1352 3 sch. par. « van mayene t’Altena » (14). Altena werd waarschijnlijk in die jaren uitgebaat met behulp van toevallige hulpkrachten. In 1352 verkopen de broeders een merriepaard voor 2 p. par. en worden er voor meer dan 14 p. par. kosten op het hof Altena gedaan (15). Dit alles wijst erop dat de hoeve Altena klaar werd gemaakt voor verpachting.

3. DE PACHTERS VAN ALTENA (1354-1596).

In de rubriek « Landcheinse in Woestwinkle » treffen we in 1345 een zekere Wouter De Visch aan met een achterstallige schuld van 36 p. 16 sch. (16). We vermoeden dat hij pachter geworden is van Altena in 1353 of 1354. Tot 1393 vinden we enkel de vermelding van achterstallige pachtsommen van het goed Altena. Waarschijnlijk bedroeg de pachtprijs 58 p. 5 sch. par. in 1381, toen Pieter De Moenc op het hof woonde.

In 1384 stond Pieter De Moenc bijna voor 200 p. par in het krijt bij de broeders van het Sint-Janshospitaal. Dit hoog bedrag kan wellicht verklaard worden door de oorlogsgebeurtenissen tijdens de Gentse opstand (1379-1384) tegen graaf Lodewijk van Male, toen het platteland erg te lijden had van de rovende en brandstichtende legerbenden.


« Caerte figurative » door landmeter Dever
« Caerte figurative » door landmeter Dever.

In 1395 pachtte Lodewijk De Vos het goed Altena voor 36 p. par. In 1408 liet broeder Jan Everboud, meester van het Sint-Janshospitaal, verschillende reparaties uitvoeren aan het hof te Altena. De metselaar Pieter Gansterman kreeg 10 p. 16 sch. par. « van tegheldeckene » en strodekker Asselman ontving 12 p. par. « van strodeckene » (17). In 1407 had broeder beursier reeds 25 p. 4 sch. par. betaald aan Pieter Gansterman « van deckene an de poorte » (18). We mogen dus besluiten dat het poortgebouw reeds met « teghelen » of pannen was gedekt. De overige gebouwen hadden wellicht nog een rieten of strooien dak. In hetzelfde jaar betaalden de broeders reeds 19 p. 4 sch. par. « van rieds te snidene inden moer te Veldekinsdamme bi diversen personen, verbesicht up tvors, hof 6400 riets » (19). In 1408 vinden we nog een uitgave van 6 p. 17 sch. par « van riede te snidene ende riede te haelne ende glay te haelne van Brucghe t’Altena ende huten moere t’Altena » (20).

In 1416 pachtte Zeegher van Buederwaen het goed Altena met 44 gemet « winnens lande metgaders meer wildernessen ende heyden daer toe behorende » voor 40 p. par. per jaar (21). Rond Altena lag er in 1416 reeds 44 gemet landbouwland, maar ook nog veel woeste grond. De oppervlakte bos moet echter ook reeds belangrijk zijn geweest zoals zal blijken uit de volgende paragraaf over de houtwinning te Altena.