Adegemse Hoeven - De Priesteragie Tardoes (5)


-
Adegemse Hoeven - De Priesteragie Tardoes (5)

We bemerken ook dat het pannendak heel wat lager ligt dan de beide zijgevels, wat wijst op de vroegere strobedekking. In de linker- en rechterzijgevel zijn de mooi gemetselde zwaluwstaarten goed zichtbaar. Ook kan men aan die zijgevels goed bemerken dat er reeds heel wat veranderingswerken hebben plaatsgevonden. Binnenin zijn de oude eiken balken goed bewaard ; ze kunnen gerust nog een paar eeuwen meegaan. Ook de allicht eeuwenoude kelder vertoont nog geen sporen van verval.

Wat jammer genoeg praktisch geheel verdween, is de omwalling. Rechts naast het huis en achteraan is er nog slechts een gedeelte van overgebleven. Kortom, het Tardoes kan er, mits enige restauratiewerken, nog vele tientallen jaren staan (12).

GESCHIEDENIS.

Naast de verschillende aanduidingen uit de landboeken uit de 17e en 18e eeuw en uit de penningkohieren uit de 16e eeuw vonden we volgende historische gegevens over het Tardoes.

In 1683 had onze parochie erg te lijden van benden Franse soldaten die alles plunderden en in brand staken zoals het hen beliefde. Nadat ze de wijk Raverschoot flink onder handen hadden genomen zakten ze af naar het Dorp van Adegem.

De toenmalige pastoor, Johannes Baptiste Cornelis zal de vandalen met de schrik om het hart zijn « priesteragie » hebben zien naderen, als hij al niet op de vlucht was geslagen voor de niets ontziende rovers.

Ondanks de brede omwalling raakte « den franschen viandt » toch binnen en hield er lelijk huis (13).

Vijf jaar na de aanval is de pastorij nog steeds niet hersteld: « het pastoreel huys vande voorseyde prochie t’eenemaal is verbrandt ende geruyneert ende tot bewoonen incapabel ». Reeds had pastoor Cornelis 22 ponden gebruikt « van syn eighen » om de hoogstnoodzakelijke herstellingen uit te voeren, maar dat bleek totaal onvoldoende te zijn.

De pastoor had zich reeds tot de tiendeheffers gewend (vooral het kapittel van Harelbeke) om hen te vragen bij te dragen in de herstelling van zijn woning, waartoe zij in feite verplicht waren. Hij had dan ook de som van 34 ponden ontvangen. Ook dit was niet voldoende. Pastoor Cornelis had erg moeten aandringen om die 34 pond te krijgen. Hij deed zijn beklag bij de Bisschop van Brugge: « Sedert de leste troubelen ende fransche brandstichtinghe onder ander binnen tselve Adeghem is afghebrant zyn huys ende pastorele wonynghe zonder dat hem mogelijk is gheweest zijn woonste daerin sedert te continueren. ». De pastoor wijst de Bisschop erop dat de tiendeheffers hem van « souffisante competentie van woonste moeten voorsien » en vraagt daarom ook met aandrang om voor een gepaste woning te zorgen of « tot het erbouwen van het afghebrande huys » over te gaan (14).

In een andere brief vroeg Cornelis aan de Bisschop om het kapitaal van een rente door zijn voorganger Bernard De Craes « ghefondeert » te mogen oplichten om de pastorij te herstellen. De pastoor kreeg de toelating en kwam daardoor weer aan 33 pond groten. Toch moest hij de voorwaarden van de fondatie van pastoor De Craes volledig blijven vervullen.


Tardoes op de kaart van Pourbus (1580)
Reeds op de kaart van Pourbus (1580) komt het Tardoes voor (rechtse bovenhoek).
Tevens zien we ’n getrouw beeld van het dorp in die tijd.

De Adegemse kerkmeesters, die op niet al te beste voet leefden met hun pastoor weigerden ook maar iets tot de herstelling van diens huis bij te dragen. Met de 33 pond echter kon het huis weer bewoonbaar worden gemaakt.

Dat men zo weigerachtig was om aan Cornelis geld te lenen was waarschijnlijk te wijten aan het feit dat hij zelf zijn verplichtingen niet steeds nakwam. De 33 pond welke hij had mogen « lichten » (met de pastorele goederen als borg !) moesten natuurlijk afgelost worden. Cornelis had zich verbonden dat hij « ende sijne successeurs boven den jaerlijkschen intrest (in advenante van den penninck XVI) oock sal ghehouden weesen telcke jaere te betaelen drij ponden grooten in minderinghe van het Capitael om het selve ende de verloopen soo haest het doenlijk sal sijn, te minderen ».

Pastoor Cornelis minderde het kapitaal helemaal niet ; de 33 ponden werden helemaal niet afgelost. Daarbij had hij ook nog nagelaten de « Lantsdecken » van de juiste feiten op de hoogte te stellen: « ten tweeden is te noteren dat de voorn. Cornelis in faute is ghebleven van te verleenen Copie aenden Lantsdecken inghevolghe hij belast wort bij de voorschr. authorisatie de welcke hij gedilaijeert heeft aenden Lantsdecken te tonen niet teghenstaende ick die versocht hebbe te sien, soo blijckt uyt mijne voorgaende visiten... » (15).

Stippen we hierbij ook nog aan dat niet alleen het huis door de vlammen werd geteisterd, maar dat een deel van het archief eveneens verloren ging. Zo lezen we als aanhef in het inschrijvingsboek van het Broederschap van het Heilig Schapulier: « 1614. begonst in dese bouck op te schrijven de namen van medebroeders en zusters van tschapulier van onse lieve vrouwe des bergs