Adegemse Hoeven - Het Goed van Malecote (7)


-
Adegemse Hoeven - Het Goed van Malecote (7)

verkoop het Hof van Praat wordt bedoeld (toen nog stede te Balgerhoeke genoemd omdat het nog niet in het bezit was van de van Praats) (35).

Of de van Praats het leengoed nu gekregen of gekocht hebben, feit is dat ze reeds van in het begin van de 13e eeuw in Balgerhoeke verbleven.

In 1263 lag nog een andere van Praat, Johannes, overhoop met het reeds dikwijls genoemde kapittel van Harelbeke. Hij zou het kapittel de inkomsten van een zekere tiende ontnomen hebben. Johannes had gemeend zelf de vruchten te moeten inzamelen.

Door tussenkomst van Philippus de Poule, baljuw van de stad Brugge, en handelend in opdracht van graaf Gwijde, werd het kapittel terug in het be zit van de inkomsten van deze tiende gesteld.

De overeenkomst tussen Johannes van Praat en het kapittel werd opgesteld in het huis van Johannes zelf, in Balgerhoeke dus: « datum et actum in domo dicti J. de Praet milites apud Balgen hoec » (36).

Diezelfde Philippus de Poule kocht een jaar later (3 september 1264) twee tienden van het kapittel af, en dit voor 21 pond. Een der tienden was deze van « Balveroke » in Adegem, de tweede die van een zekere mevrouw Liépart uit Maldegem (37). Blijkbaar wou het kapittel moeilijkheden met Johannes van Praat vermijden ! Wat niet van een leien dakje liep, want in 1289 moest graaf Gwijde opnieuw als scheidsrechter optreden in een twist tussen Johannes en Harelbeke. Deze keer ging het om het innen van de Strictiende (38). Rond 1350 treffen we nog steeds een van Praat op Balgerhoeke aan: « Mons. de Praet tient en fief la manoir de balgerhouke... » (39).

In 1372 verkoopt Boudewijn van Praat zijn leengoed, met alles erop en eraan, aan de Proost van Beke. In de verkoopakte wordt het leengoed omschreven als liggende « te Maldeghem en daeromtrent » (40).

Met deze verkoop kwam een einde aan de « heerschappij » van de de familie van Praat over het leengoed. Alleen de familienaam herinnert ons nog aan de bewogen beginjaren van het Hof van Praat.

Nog in de 14e eeuw, waarschijnlijk kort na de vermelde verkoop, treffen we een zekere Lodewijk van Straaten aan als houder van de « stede te Balgherhoucke » en van « eene hofstede gheheeten maelcote leghende in de prochie van Adeghem ». Waaruit we kunnen besluiten dat Praat en Malecote in feite steeds samenhoorden en aan één en dezelfde eigenaar toebehoorden.

DE FAMILIE VAN VEURHOUTE.

In 1435 werd Hector van Veurhoute eigenaar van beide lenen (41). Hector van Veurhoute (ook wel Voorhoute) was een zoon van Hector, die gehuwd was met Margriet van Vlaanderen, derde bastaarddochter van graaf Lodewijk van Nevers. Margriet van Vlaanderen was reeds gehuwd geweest met Florent van Maldegem (†1379) en na het overlijden van Hector, huwde ze nog eens, voor de derde maal dus, met Sohier van Gent.

Uit het huwelijk van Hector en Margriet sproot een zoon, de reeds genoemde Hector, die dus in 1435 in het bezit kwam van Praat en Malecote. Hector huwde met Alice van Borsele. Deze was reeds lang overleden als


Hector in het bezit werd gesteld van beide leengoederen: zij stierf reeds in 1426. Het echtpaar kreeg 4 kinderen:

Adriaan, die zijn vader als leenhouder opvolgde
Margriet
Johanna
Anastasia, gehuwd met Sohier van Cruninghen (42).

Adriaen overleed zonder kinderen na te laten. Zijn zuster Anastasia werd in 1499 de nieuwe eigenares.

Een zoon van Anastasia en Sohier, Arnold, werd de nieuwe leenhouder. Arnold stapte in het huwelijksbootje met Anna van Remerswale (weduwe van Antoine de Lu). Arnold van Cruninghen en Anna van Remerswale bleven zonder nakomelingen. Een zoon uit het eerste huwelijk van Anna met Antoine de Lu, Jan de Lu namelijk, werd in het bezit gesteld van beide lenen (43). Jan de Lu, heer van Moorsele, Hamme bij Aalst, Praat en Malecote, huwde met Isabelle Sersanders. (Zijn broer Antoine huwde met de zuster van Isabelle, Anna Sersanders. Deze Antoine overleed in Lissabon). Het huwelijk van Jan en Isabelle bleef kinderloos. Ook zijn broer Antoine had geen nakomelingen.

Al hun bezittingen kwamen in handen van een volle nicht van Jan de Lu, Jaqueline van Remerswale, gehuwd met Charles de Perreau. Hun zoon, Henri de Perreau, werd dus erfgenaam van Praat en Malecote. Henri de Perreau, bleef, zoals vele van zijn voorzaten (familieleden, n.v.d.r.), kinderloos, waardoor zijn bezittingen in handen kwamen van Samuel de Lespinoy, een neef langs moederlijke zijde van Henri de Perreau.

Al de bezittingen welke de familie de Perreau in Adegem bezaten werden in 1630 verkocht aan de Gentenaar Jan vander Speeten.

De fraaie poort rond 1940
De fraaie poort rond 1940.