De buitenste omwalling werd eigenlijk gevormd door de beek die van het Dorp van Adegem kwam. De loop ervan werd hoogstwaarschijnlijk gewijzigd om dienst te doen als omwalling.
Van deze omwalling zijn nog duidelijke sporen zichtbaar. De aarde ervan werd - zoals bij het Goed ter Heiden - opgeworpen in het midden, waardoor ook hier een mote ontstond. De « hofstede, syngel, dreve en wat landt », het hof zelf dus, telde 4 gemeten en 6 roeden (23). Midden vorige eeuw was de oppervlakte van het « water, de boomgaard, beplanting, gebouwen en uitweg » 1 ha 3 a en 10 ca (24).
Bij Malecote hoorde ook een molen. Die stond op de wijk de Oude Molen, dicht bij het Westeindeke waar hij eind vorige eeuw afgebroken werd om herbouwd te worden op het Kruisken (25).
DE FAMILIE VAN PRAAT
Zoals we reeds zagen werden er reeds vroeg mensen aangetrokken om zich in of rond Balgerhoeke te komen vestigen: de mens uit het Stenen tijdperk, de Gallo-Romein en de indringende Romein verbleven hier (26). Er zijn bewijzen voor bewoning vanaf de eerste helft van de 1e eeuw. Is het Hof van Praat een voortzetting van deze vroege ontwikkelingen ?
In Raverschoot wordt er in 1127 melding gemaakt van het bestaan van een « oppidum » (versterkte hoeve, versterkte plaats). Een zekere Robert de Jonge (Robert Puer) was er de bezitter van (27).
Die Robert had er zich laten toe overhalen deel te nemen aan de samenzwering beraamd door zijn bloedverwanten tegen het leven van graaf Karel de Goede. Na de moord cp de graaf (2 maart 1127) werd Robertus slot in Raverschoot zwaar beschadigd door Gervasius van Praat en zijn aanhangers, dit als wraakaktie voor de gepleegde misdaad. Niet alleen het slot, maar ook de omstreken van Raverschoot werden geplunderd. Dit alles gebeurde op dinsdag 8 maart 1127. Enkele tijd na de moord en de verwoesting van de vesting in Raverschoot kwamen er notabelen uit Brugge en Gent samen om zich te beramen over de geschapen toestand. Niet alles was verwoest dus (28) ! De bezittingen van de moordenaars van de graaf werden onder de leiders van de tegenactie verdeeld.
Was het nu Gervasius van Praat, die met een gedeelte van het landgoed van Robert werd begiftigd ? Maakte het Hof van Praat eertijds deel uit van Raverschoot ? Wie zal het ooit ontdekken (29) !
Die Gervasius van Praat was kamerling van graaf Karel de Goede, een vertrouweling dus. Hij was bijzonder invloedrijk. Op zeker ogenblik na de moord lag het lot van Vlaanderen in zijn handen (30).
Na die bewogen gebeurtenissen treffen we de naam van Praat regelmatig aan in verband met dit leengoed. Boudewijn van Praat wordt in 1208 vermeld in verband met het innen van de tienden in dit gebied (31). In oktober 1222 verpandt die « Balduinus » van Praat tienden aan het kapittel van Harelbeke (32). In juni 1226 schenkt een zekere Balduinus (dezelfde ?) aan de kerk van Harelbeke jaarlijks een pond voor het houden van een jaargetijde
Het bouwvallige poortgebouw anno 1981 !
ter zijner gedachtenis. Deze som werd bezet op zijn tienden in het Ambacht Maldegem (33).
Boudewijn van Praat beschikte trouwens over de inkomsten van heel wat tienden in. Adegem en Maldegem. De meeste ervan kwamen na verloop van tijd in handen van het kapittel van Harelbeke.
In de 10e en 11 e eeuw had de handel zich dermate snel ontwikkeld dat er zich in de 12e en 13e eeuw 'n verschuiving - zij het heel geleidelijk - voordeed van een landbouweconomie naar een geldeconomie. Meer geld in omloop betekende echter een toenemende inflatie. Dit was nadelig voor de adel die vooral leefde van pachten en van de opbrengsten van de tienden. Hun inkomsten verminderden. Men durfde de pacht meestal niet of toch heel weinig verhogen: de aantrekkingskracht van de steden en het ontstaan van nieuwe landbouwgebieden zou de plaatselijke bevolking doen verhuizen (34).
Er ontstond een nieuwe klasse, de « nouveaux riches », de rijke kooplui en handelaars, wiens invloed steeds maar toenam, terwijl de adel (vooral de lagere) van langsom meer aanzien verloor.
Om volledig te zijn vermelden we hier nog een andere versie, namelijk dat de familie van Praat pas in 1237 in het bezit zou gekomen zijn van het Hof van Praat. In dat jaar immers verkocht een zekere Otto de Wedergath « terram nostram qui jacit aggerem domus nostri de Balgerhoeke ». Hoewel in het door Nelemans aangehaalde document met geen woord wordt gesproken over de familie van Praat is het toch zeer waarschijnlijk dat met deze