Adegemse Hoeven - Het Goed van Malecote (5)


-
Adegemse Hoeven - Het Goed van Malecote (5)

1. Een leengoed groot « achte en twyntich buunren lettel meer of min ende es de stede te balverhoucke daer of date leghet zesse ende twijntich buunren ende een half tvoors leen van maelcote an de zuutzide ende jans breeden ende joos swaefs lande ande noortzide hoofdende op de ghendsche lieve ende willem sleyhouds leen
voorts so leghet noch ander half buunre lands lettel meer of min an de oost zide vanden steenin rabate tusschen der ghendsche lieve an de westzide lettelenlande an de oostzide ende willems blondeels lande ande noordzide staende tvoorz leengoedt te vullen coope met achtiene ponde jaerlicx en vieve manscepen der toe behorende
staende te vullen, coope ende viere ende veertich opzittende laten ende es te wetene dat dese voors achtiene ponden par. verdonckert zijn op desen tijt ».

2. « een leengoedt groot zijnde twalef buurne ende een half lettel meer of min ligghende ten tween paertseelen
eerst so leghet achte buunre ende een half tusschen sleenhouders leene van balverhouck dat men heet thof te praet an de noortzide ende jans breeden, Symoens wande cruce ende pieter wevers lande ande zuutzide, jacop cock ende mathijs van praet zijn naest ghelandt ande westzide
voort so leghet noch vier buunre noch westewaert, de prochiepape van adeghem es naest ghelandt ande zuutzide ende Willem Lambrechts Jan van Loo ende de weduwe en de kijndren Jans Zwaefs zijn naestghelandt an de noortzide ende die van sint jans huus in brugghe ande westzide
staende dit voors leengoedt te trauwen te waerheden ende theene vulle cope ende minen voors here te dienene op zinen cost met ene perde van vichtiene ponden par. in zijn orloghe ».

3. « een leengoedt groot zijnde vive ende vichtich scellinghe ende viere penninghe paris ende vive hoendren ervelicker renten sjaers ligghende int ambacht van maldeghem en inde prochie van adeghem in een jeghenoode gheheeten balgherhoucke
bezet op diversche paertseelen van lande met achte manscepen der toe behorende alle staende ter bester vrome ende tprincipale leengoedt staet te dienste van eenen offer penninghe telken paesschen alsment vermaent ende es te vullen relieve ».

Het eerste denombrement beschrijft het leengoed van Praat, terwijl het tweede het leengoed van Malecote beschrijft.

Van het derde leengoed konden we tot nu toe de ligging niet achterhalen. Beide leengoederen, zowel het Hof te Praat als Malecote lagen in twee delen. Kwam dat door het graven van de Lieve ?

Het Hof te Praat was dus belast met een rente van 18 pond welke echter « verdonckert » waren. Er hoorden tevens 5 achterlenen bij dit hoofdleen. Een dezer onderlenen was het Goed te Zuidhoute, later Maasbone genoemd (19). Deze hoeve ligt te zuidwesten van de kerk, net op de grens met Maldegem. Als leenverplichting moest door de bewoners van bedoeld goed ieder jaar, tussen St.-Jansdag en St.-Bavo (Bamesse) een mestwagen ten dienste gesteld worden van het Hof te Praat.

Een mestwagen diende ook voor het vervoer van de oogst en niet iedere landbouwer bezat er een, want het was een kostelijk voertuig.


Malecote in het landboek van 1756Malecote in het landboek van 1756.

Verder moesten er nog ieder jaar een paar hertsleren handschoenen gebracht worden naar het Hof te Praat. Het moesten speciaal gemaakte valkeniershandschoenen zijn. (Valkenjacht was de « bon ton » in die tijd). Daar de herten in onze streken eerder schaars waren moet het wel moeilijk geweest zijn om aan deze leenverplichting te kunnen voldoen. De houder van het achterleen van Maasbone mocht dan ook in speciën betalen. Dit diende te gebeuren rond Allerheiligen, bij het begin van de jachttijd.

De houder van het leengoed van Malecote daarentegen was verplicht « den here te dienene op zinen coste met ene perde van vichtine ponden par. in zijn orloghe ». Geen lichte verplichting, want er werd nogal eens strijd gevoerd. In 1350 besloeg de « stede te Balgherhoucke 82 gemeten » terwijl « ene hofstede gheheten maelcote » 31 gemeten land en meers telde (20). (3 gemeten = 1 bunder). Honderd jaar later was de oppervlakte respectievelijk 74 en 37,5 gemeten (21). In 1689 - beide lenen zijn reeds lang samengevoegd - hebben ze een oppervlakte van 144 gemeten. Een eeuw later, in 1764 namelijk, telden we 142 gemeten 1 lijne en 63 roeden, wat neerkomt op ongeveer 63 ha 59 a (22). Midden vorige eeuw was de oppervlakte gestegen tot 86 ha 76 a 80 ca. Het land dat bij Malecote hoorde lag allemaal rond of toch zeer dichtbij de hoeve. Dit was het geval tot op het einde van de 19e eeuw.

De « stede » zelf was omringd door twee concentrische ringen in de vorm van een U ; de onderlinge afstand tussen beide bedraagt 20 tot 25 meter ; de afmetingen van de binnenste gracht bedragen 110 en 90 meter.