Over deze vondst stelde men zich trouwens reeds in 1925 heel wat vragen (5) !
« Le hameau de Balgerhoek a fourni au Musée de Bruges (achat d'une collection formée à Termonde) une poterie romaine du IVe siècle (terre sigillée décoré à la roulette). Une tradition rapportée par de Potter et Broeckaert, veut qu'en cette localité, au bord d'un cours d'eau, qui se jetait dans la mer à Aardenburch, s'éleva un oppidum qui fut anéanti en 1127. Existe-t-il d'autres traditions sur Balgerhoek ?
La trouvaille des poteries est-elle mentionnée dans quelque revue ou journal peu accessible ?
Peut-on approximativement désigner l'endroit ou la découverte a été faite et ou se trouvait “l'oppidum”? » (met dit oppidum wordt eigenlijk de versterking te Raverschoot bedoeld).
Vragen welke nog steeds op een afdoend antwoord wachten.
Toch is er al enige vooruitgang geboekt. Recent onderzoek op gebied van Romeinse begraafplaatsen toont aan dat verschillende faktoren een bepalende rol konden spelen bij de aanleg van een dergelijk grafveld :
- de grafvelden lagen altijd buiten de bewoonde nederzettingen
- waar het kon lagen ze op een zuidelijk georiënteerde helling
- de meest onvruchtbare gronden werden er voor uitgekozen.
Toetsen we dit alles aan de plaatselijke situatie te Balgerhoeke dan kan men enkel beroep doen op:
1. de vermelding dat de vondst te Balgerhoeke gebeurde
2. bodemkundige gegevens: een hooggelegen onvruchtbare strook grond. vooral bestaande uit zand (droog en arm) gaat doorheen Balgerhoeke in oost-westelijke richting tussen de spoorweg en de Staatsbaan.
Het grafveld zou dus gelegen hebben:
noord : de spoorweg, maar die lag er in 1860 nog niet, zodat het, wel iets noordelijker kon komen
zuid : de Staatsbaan, die pas werd aangelegd in 1938, dus nemen we beter hoeve Malecote
oost : het Schipdonkkanaal, vroeger de Lieve. Noteren we hierbij dat de Lieve totaal werd opgeslorpt door het veel bredere kanaal en door de bijhorende hoge bermen. Het is niet onmogelijk dat het grafveld bijna volledig ingenomen is door door ditzelfde kanaal.
west : de dreef lopende van de hoeve Malecote naar de Oude Staatsbaan.
Het vermoeden dat het grafveld verdwenen is in het kanaal wordt bevestigd door het feit dat er sedert de ontdekking ervan reeds heel wat grote werken in dit gebied hebben plaatsgevonden (o.a. aanleg spoorweg, aanleg nieuwe baan, opbouw nieuwe wijk) en dat er nooit ook maar enige vondst is gesignaleerd. De preciese ligging zal dus wel een raadsel blijven !
In elk geval, er werden daar tamelijk veel voorwerpen uit de grond gehaald. Er werd aarden vaatwerk gevonden :
terra sigillata: 22 stuks
Belgisch aardewerk: 3 stuks
gevernist aardewerk: 3 stuks
gewoon aardewerk: 28 stuks
Bij dit aardewerk treft men urnen, bekers, krliken, kruikamforen, flessen, kookpotten, schalen, borden, kannen en een veldfles aan. Ook vond men drie lampen: een met ronde tuit, een achtvormige lamp en een versierde lamp met driehoekige voluten tuit.
Het aardewerk is qua datering evenwichtig te verdelen over de vier eerste eeuwen van onze jaartelling.
We mogen dus uit de vondsten besluiten dat er in of rond Balgerhoeke - want bij het grafveld hoorde vast en zeker een nederzetting ! - een tamelijk geregelde bewoning voorkwam en dit vanaf het midden van de 1e eeuw tot in de 4e eeuw.
HET TOPONIEM BALGERHOEKE
De betekenis achterhalen van de naam Balgerhoeke is een hele kluif, vooral omdat de meeste auteurs - denkend aan de « Romeinse » ontdekking - er nogal fantasierijke verklaringen voor gaven.
De Potter en Broeckaert citeren enkele van deze geleerden (6). Dr. Snellaert ziet in Balgerhoeke het woord « balfart ». Balgerhoeke is « de plaats van den balfart, 't is te zeggen waar men bij onze voorouders den doodenbrand vierde ».
Kervijn van Lettenhove deelt deze « zienswijze » niet: hij « beschouwt het als eene krijgsdienstbaarheid, welker oorsprong hij in de Capitulariën terugvindt en leidt het af van bal = huis, woonplaats, oorkring, vesting en ward (gaard = bewaker). Deze uitlegging zou gegrond kunnen schijnen, indien 't bewezen ware dat Balgerhoeke ooit eene sterkte op de Lieve geweest zij ».
Gheldholf, en de kanunnik de Smet treedt zijn gevoelen hij, heeft op « eene afdoende wijze aangetoond dat de zin van 't woord balfart te nemen is als eene oudromeinsche belasting, ten voordele van de heer geheven, en in de wetgeving der Franken en van het graafschap Vlaanderen overgegaan... ».
Maurits Gysseling geeft dan volgende verklaringen (7). Balgerhoeke zou bestaan uit BALG (zak) + WERE (net of dam tot afsluiting van water voor de visvangst. Dus de hoek of de plaats waar een zakvormige were was. Nog elders verklaart dezelfde auteur het Germaans woord balga als zijnde een « zwelling » (denken we aan blaasbalg) of balwa = slecht.
Achiel De Vos vindt deze verklaring van Gyseling de juiste: (8) balg + were + hoek = de plaats of hoek waar een zakvormige were (net of dam) was tot afsluiting van het water en, voegt de auteur er nog aan toe, « Balgerhoeke lag aan de Lieve, gegraven in 1251-1261, doch tevoren lag hier een natuurlijke waterloop ».
Een andere, weliswaar minder waarschijnlijke mogelijkheid, geven wij vanwege het aantreffen van een jongere spellingsvorm: Balle Verhoucke (9). In dit geval bestaat het toponiem dan uit: balwa + were + hoek, waarvan het eerste lid dan « slecht » betekent.
Of duidt « balger » op de bewoners van de « balga » ? Vgl. met Balg (Noord-Holland), en Balgay. Dan zou Balgerhoeke betekenen: de plaats