Van al die verschillende kleurrijke namen waarvan men zich bediende om de verschillende partijen aan te duiden blijft eveneens niet veel meer over. Door de aanleg van de ruilverkaveling werd de indeling van de percelen grondig gewijzigd, zodanig dat het zeer moeilijk wordt om al die stukken land nog precies te kunnen aanduiden. Pachter Vermeulen wist volgende namen nog te situeren:
de waarschoot (kwam vroeger niet voor)
de meersch
de lange bossen
het schapestuk (kwam vroeger niet voor)
de ginstebilk (kwam vroeger niet voor)
de perdevelden
de geitebos
't leentje
het rooseland
Niet alleen weet Roger Vermeulen deze stukken nog liggen, ook de namen ervan worden nog dagelijks gebruikt. Als iemand zegt: « Ik ben naar de Waarschoot of naar de Rozelanden » dan weten de familieleden precies welke plaats er bedoeld wordt.
Als anecdote in verband met de Rozelanden wist Roger ook nog te vertellen dat er op de Rozelanden altijd wilde rozen groeiden. De befaamde Maldegemse rozenkwekers Van Hulle zouden die struiken regelmatig komen halen zijn om er hun wereldberoemde rozen op te enten. We hoorden ditzelfde verhaal nog van iemand anders vertellen zodat het wel meer dan een legende zal zijn.
**
*
De 3 zonen van Richard Vermeulen: Gust, Marijn en Roger bij één van de vijvers.
De waterpartijen (samen 1 ha) werden opgevuld in 1971.
Zoals we in verschillende denombrementen konden lezen was de hoeve te bereiken langs niet minder dan drie dreven:
- de eerste verbond de boerderij met de Vulderstraat of « onderdyckstraete », in noordelijke richting dus
- een tweede dreef liep in zuidelijke richting en kwam uit op « d'hoogstraete ofte doelstraete »(nu het Vrouwestraatje)
- tenslotte kwam de derde dreef uit op de « straete loopende vanden appelboom naer de keirselaere genaemt de murckelstraete ».
Deze drie dreven kwamen samen vóór de verdwenen stenen poort van de boerderij welke zoals gezegd volledig omwald was, dit om de veiligheid van de bewoners te verzekeren.
EIGENAARS
Het Goed ter Heiden was praktisch altijd in handen van Gentenaars. Meestal waren het rijke patriciërsfamilies welke zich waarschijnlijk weinig inlieten met hun eigendom, behalve dan als de pachtprijs in ontvangst moest genomen worden, of als er iets gebeurde op hun eigendom dat enig nadeel aan hun inkomsten zou kunnen berokkenen.
Eerst gekend houder van het leengoed (in 1365 !) was een zekere Roland Parijs, zoon van Godenaert. Het leengoed was hem « verstorven na der doot van mevrouw Schelien VAN DER HEIDEN, weduwe van Godenaert Parijs, zine moedere »(20). Daarmee is het dan ook bijna zeker dat deze vrouw, nog een vroegere eigenares dus, haar naam ook aan de hoeve heeft verbonden, wat wel meer voorkwam.
Vervolgens, komen we een zekere Inghelram Hauweel als eigenaar tegen (21). Een dochter van deze Inghelram, Madeleine genaamd, huwde met Lievin vander Haghen. Deze Lievin was reeds eerder gehuwd geweest met Joosyntjen vander Mote. (22). De bezittingen van Joosyntjen en Lievin werden in 1504 verdeeld onder hun drie kinderen: Hannekin, Jannekin en Adriaenken (23). Vermelden we nog dat die Lievin vander Haghen nog een ander leen bezat in het Ambacht Maldegem. Dit besloeg een oppervlakte van ongeveer 16 gemeten en het werd gehouden van de Heer van Maldegem « van sijne hove en heerscepe van Resyngen ». Op Sinksen moest de leenhouder een paar lederen handschoenen aan de heer geven. Dit diende te gebeuren aan de kerk van Maldegem (24).
Van de drie reeds genoemde kinderen viel het Goed ter Heiden ten deel aan Hannekin, die het op zijn beurt aan zijn zoon Jan schonk en dit op 27 mei 1567. Bij het overlijden van Jan vander Haghen kwam het leen in bezit van zijn broer Joos, op 4 januari 1577 (25).
In 1600 overleed Joos vander Haghen en een van zijn kinderen, Jan, erfde het Goed ter Heiden. Jan huwde met Cathalijne van Vaernewijck, weduwe van Jan Van Coije (26). Eigenaardig, maar waar: opvolgers van deze Jan vander Haghen werden achtereenvolgens zijn drie kinderen: