school aanvaarden of ‘aannemen’. Alle arme kinderen kregen recht op kosteloos onderwijs dat ten laste van de gemeente kwam. Adegem bezat echter reeds een gemeenteschool. Dit maken we op uit de gemeenteraadsbeslissing van 13-12-1836. Daar lezen we dat aan de onderwijzer Jacobus Franciscus Stoens de rijks-jaarwedde van 100 frank wordt toegekend. Men schrijft daarin dat de onderwijzer “genoegzaem bekwaemheyd bezit tot het geven van onderwijs, dat hij die functie met iever waerneemt, dat hij van een onberispelijk gedrag is, zagt van inborste en dat hij jouisseert van de agting van het publiek”. Bovendien onderwees hij 29 kinderen gratis zonder nog rekening te houden met deze van de zondagsschool (370 leerlingen). Als bijkomend argument voor de te nemen beslissing verwees men naar het feit dat de onderwijzers Bernardus Josephus Claeys en Franciscus Bonami het besluit hadden genomen hun private school te sluiten. De gemeente bezat op dit ogenblik 194 arme kinderen die “alle in het schoollokaal, zeer ruym zijnde, zonder inconvenient het onderwijs zouden kunnen ontvangen”.
In het gemeenteraadsverslag van 11 augustus 1843 lezen we het volgende: Ingevolge een circulaire van de provincie van 14 juni jl. diende men over te gaan tot het “bepalen van het aantal kinderen dat kosteloos onderwijs zal genieten voor het schooljaar 1843-44, alsmede de deswegen te betaelen toelage, of daertoe termen zijnde, het schoolgeld voor elken leerling verschuldigd en aen te wijzen de scholen alwaer de kinderen zullen ontvangen worden”. “Gezien het artikel 5 der wet van den 23 september 1842 ; gezien de resolutie van administratie van het Gesticht van Weldadigheyt der gemeente van de 7e dezer betrekkelijker dit onderwerp; overwegende dat een aantal van 36 behoeftigen en onvermogende kinderen zijn ingeschreven ; dat in de veronderstelling zij geduerende zes maenden ’s jaers de school zullen frequenteeren dat het contributief aandeel van het bureau van Weldadigheyd is bepaeld op 20 centimen per maend en per leerling; maekende een geheel van 43 francs 20 centimen” herziet de
16
gemeenteraad hun resolutie van de 11e februari jl. en “heeft na rijpe overweging goed gevonden te bepaelen : 1e het getal arme kinderen dezer gemeente regt hebbende tot het kosteloos onderwijs vast te stellen op 36 ; 2e de te betaelen schoolgelden der leerling bepaeldelijk vast te stellen, begrepen het bijdragend aendeel van het armbestuur, op 45 centimen per maend ; 3e aen te wijzen voor het lokael alwaer de behoeftige kinderen zullen aengenomen worden tot ontvangen het kosteloos onderwijs, de gemeenteschool bestiert door J. Fr. Stoens, gestaen in de kom dezer gemeente.”
In 1845, ’46 en ’47 is er een grote economische crisis. Die was vooral te wijten aan de mechanisering van de textiel-arbeid waardoor er grote werkloosheid ontstond. Deze bedroeg bijna 80% in deze sector. Daarbij kwam nog dat de aardappeloogst mislukte en het jaar daarop deze van de rogge. Tot overmaat van ramp brak er een tyfus-epidemie uit. De ellende was zeer groot in die jaren. Het aantal overlijdens stijgt in Adegem met ongeveer 50% in 1847 en ’48. Op 10-2-1846 overlijdt de heelmeester Joannes Franciscus Pots (overgrootvader van de familie De Keyser) op 53 jarige leeftijd. Men vermoedt dat dit een gevolg was van de uitoefening van zijn beroep tijdens de epidemies.
Uit een tienjaarlijkse statistiek van 1846 noteren we de volgende gegevens. Er zijn in onze gemeente 563 landbouwbedrijven, waaronder een boerderij van 62 ha, een van 54 ha en een van 40 ha. 565 ha behoorden de gebruikers in eigendom toe, terwijl 1488 ha in pacht was genomen. Bij benadering waren de teelten als volgt verdeeld : 86 ha met tarwe, 483 ha met rogge, 17 ha met gerst, 96 ha met haver, 18 ha met bonen, 247 ha boekweit, 69 ha met vlas, 47 ha met wortels, 99 ha met klaver, 17 ha met speurie en 158 ha met aardappelen. Verder waren er ongeveer 250 ha meersen en weiden, 57 ha boomgaard, 16 ha tuin, 368 ha bos en 13 ha heide en onbebouwd land. Op hetzelfde ogenblik telde men bij de landbouwers 189 mannelijke en 125 vrouwelijke dienstboden. De veestapel bedroeg : 196 paarden, 1045 hoornvee, 114 kalveren, 625 woldieren, 710 varkens en 286 geiten. Veertig koeien werden als trekdieren gebruikt.
Sinds 1847 beschikte de parochie over een tweede onderpastoor (1847 E.H. Verhelst O.). Na het vertrek van E.H. Vrancx J. enkele jaren terug, is dit terug één onderpastoor geworden.
Het huidige Schipdonkkanaal werd in 1854 gegraven in de bedding van de Gentse Lieve. In 1862 werd de spoorweg Eeklo-Brugge aangelegd met een station te Adegem. Sedert 1864 is het dorp door een steenweg met de provinciale baan Eeklo-Tielt verbonden. Voorheen was er een hobbelige, bochtige en veronachtzaamde baan die “de ontwikkeling van landbouw en koophandel verhinderde”. Nog in 1864 werd Adegem met een fraaie en ruime gemeenteschool verrijkt. Iets later kwam er een school op de Kruipuit, een wijk die op ongeveer anderhalf uur van het dorp gelegen was. De school in het dorp omvatte drie klaslokalen en een onderwijzerswoning. Dit is het huidige Adegemse gemeentehuis.
In hetzelfde jaar wint Adegem samen met Maldegem en Sint-Laureins een eigenaardig proces tegen de Burgelijke Godshuizen van Brugge. Ziehier het verhaal. In die tijd hadden behoeftige zieken het recht om kosteloos verzorgd te worden in het Sint-Janshospitaal te Brugge. Zij werden door-
17