De winter was de kalmste periode
van het jaar, voor wat het werk op het land betreft. |
||
In deze periode moet de boer vroeger uit de veren dan in de zomer, de dieren staan op stal, ze moeten gevoederd en gemolken worden. In deze periode werd er ook gesnoeid, vooral de wilgen werden onder handen genomen. |
||
Elk jaar worden de wilgen, telkens op een andere
plaats op het erf, gesnoeid en uitgedunt. |
||
Het was in die tijd ook gebruikelijk dat de boeren elkaar gingen helpen, niet enkel voor 't snoeien maar het ganse jaar door. De ene boer had een graandorser, de andere had een maalderij, enz. Men had elkaar nodig want de meeste boeren hadden niet het kapitaal om zich volledig te installeren. In de jaren zestig waren er verschillende boeren die tweedehands werktuigen aankochten van rijkere boeren die zich een tractor konden veroorloven. Toen gingen ze met enkelen samen uit de straat naar de verkoop om te kunnen overleggen wie wat zou aanschaffen zodat ze aan elkaar werktuigen konden uitlenen. |
||
Er werd in de winter ook gedorst, een zwaar karwei... Lees verder » Daarna werd het graan in een wanmolen gekuist en in jutezakken gevuld, waarna het op de graanzolder werd opgeslagen. |
||
Het graan werd in een maalderij tot meel verwerkt. Tijdens de wintermaanden was er op het land niet veel te doen, het enige wat men kon was bemesten ... Lees verder » |
||
De beesten bleven op stal tot begin april en moesten dagelijks gevoerderd worden met loof dat op het land in een kuil werd bewaard. De koeien werden, toen er nog geen melkmachine
bestond, |
||
Verder werd er ook wat onderhoud aan het erf gedaan en had men ook wat meer tijd voor het gezin. |