Adegemse Hoeven - Rond het Kruisken (9) - De Molen van het Kruisken


-
Adegemse Hoeven - Rond het Kruisken (9) - De Molen van het Kruisken

Zo komen we stilaan aan het einde van het verhaal van de molen.

Fons wist nog te vertellen dat er slechts één keer een zeer tragisch ongeval op de molen is gebeurd. De oudste broer van zijn vader, August, was op een dag op de molen geklommen om er een of ander karwei op te knappen. Er stond een stevige wind uit het noordwesten. Boven op de molen gekomen gleed. August uit en stortte van de hoge molenas neer op een van de vier teirlingen. Hij was op slag dood.

Op 3 mei 1937 werd de laatste Adegemse molen afgebroken. Een massa belangstellenden waren naar het Kruisken afgezakt om dit historisch gebeuren mee te maken. Een molenmaker uit Sleidinge knapte het karweitje op. Met groot gekraak stortte de standaardmolen naar beneden, waarbij de zware molenas zich in de grond boorde. Al het hout werd naderhand verkocht.

Fons is zijn molenaarsvak nog niet vergeten. ’s Nachts ligt hij soms nog te « scherpen » en te malen. Dit gebeurde vooral in het begin nadat zij gestopt waren met malen. Bij het wakker worden weet hij echter dat alles definitief achter de rug is.

Wij wensen hem en zijn broer nog veel gelukkige jaren en hopelijk kunnen zij nog veel genieten van herinneringen uit de tijd « dat de molen er nog was ».

Iemand die gefascineerd was door het wondere spel van de molenwieken was de heer Jozef De Keyser. Als kind stond hij uren te kijken naar de draaiende wieken. Hij maakte daar in 1977 een gedicht over dat we hier laten volgen.

De oude molen


DE MOLEN

Scheefgezakt op zijn vier poten,
Zo staat een oude molen ;
Achteraan een rij van huisjes,
Verlaten en verscholen.

Kruisgewijze staan zijn wieken,
Ontdaan van alle zeilen ;
Storm en winden doen hem schudden
En kraken soms bij wijlen.

Scheef en mank staat ook zijn kappe,
Vergaan en gans versleten ;
Door de stand der lange tijden
Verkleurd en aangevreten.

Uren lang heb ik gekeken
In mijn eerste jongensjaren,
Om het spel van zijne wieken
Met geestdrift aan te staren.

Zwaaiend zwierden zij en zwoegden
In het aanzicht van de winden ;
Immer draaiend, altijd verder,
Om nooit geen rust te vinden.

Niemand is er nog daarboven
Om graan tot meel te malen.
Weg die zijn ze, lang vervlogen,
De molenaarsverhalen.

Deernis heb ik met die molen
Die staande staat te sterven ;
Erfgoed uit vervlogen dagen
Dat wij nu moeten derven.

Adegem, 27-01-1977.
Jozef De Keyser