In 1641 treffen we als eigenaars Pieter Derckens en Jacques Veltganck aan. « Een behuysde hofstede ghenaemt het goet te plasschendaele noort d’hofstede van Geeraert D’hooghe ten oosten den wallebilck ende met het westhende het naervolghende nederhof » had een oppervlakte van 185 roeden en grensde met de westkant aan het « vrauwe straetken ».
Verder bezaten Derckens en Veltganck hier in de omtrek nog heel wat partijen bos en land. Het lag praktisch allemaal rond de hoeve, over de « plasschendaele dreve », bij het « vrauwen straetken » en aan de « veldekens straete » (6).
Plassendale werd in 1722 uitgebaat door Ryckaert Speeckaert en in 1728 was Pieter van Damme er pachter.
Rond 1760 werd de bewalde hofstede gepacht door Jan Vijncke. Eigenaar was Mijnheer Bernardus Antonius Vanden Dere « tot Machelen » (7).
Karel De Jaeger woonde er in 1790. Hij was gehuwd met Barbara Vyncke en had vier knechten en meiden in dienst (8).
In 1804 was de weduwe van « Frans Dierykx tot Gent » er eigenares van (9).
In de 18e eeuw was de weduwe Stanislas Deelemont-De Roose uit Asper eigenares van Plassendaele. Zij bezat niet minder dan 96 hectaren eigendom in Adegem.
Vermelden we hierbij nog dat Plassendale in het betwiste tiendengebied van de kapittels van Harelbeke en Doornik lag. Zoals men weet was het kapittel van Harelbeke de grootste tiendeheffer in Adegem, terwijl het kapittel van Doornik dit in Oostwinkel was. De inwoners van Veldekens hoorden reeds sedert mensengeheugenis bij de parochie van Oostwinkel. Om betwistingen en ruzies te vermijden werden de tiendengebieden meer dan eens afgebakend.
Zo gebeurde dat in 1557.
De grens tussen de twee tiendengebieden werd als volgt beschreven : « eerst beghinnende bij Pieter Claeys stick, schietende recht tot kerselaere sticxken van daer schietende thalfven duere den diepen moortele, van daer trecket overe de caluw netelstraete achter de westzijde van heer Pieter Ryckaerts land, van daer naer tgoet van plasschendaele up den zuutoosthouck van plasschendaele goede van daer streckende naer de lieve, lopende op de dray brugghe die light tusschen veldekin damme ende raveschoot... » (10).
NOTEN
Documenten omtrent deze ongetwijfeld oude hoeve zijn uiterst schaars, om niet te zeggen onbestaande.
Voor wat de naam aangaat moet wellicht gedacht worden aan de heerlijkheid Lichtervelde, die in deze omgeving wel meer leengronden bezat.
In 1641 hoorde het goed toe aan « den heere van caneghem en consoorten ». Het goed bestond toen uit (1):
« twee partyen hettynghe ghenaemt d’hooftvelden, comende metten noordeynde op het vrauwe straetken » | 552 r |
« een partye landt » | 695 r |
« een dreve Commende metten zuydhende op de veldekensdam straete » | 34 r |
« een behuysde hofstede mette wallen daerondtomme » | 340 r |
« land commende metten noordteynde op het vrauwe straetken » | 603 r |
« land » | 620 r |
« land wesende leen » | 949 r |
« land » | 363 r |
Wat in totaal 12 gemeten, 1 lijn en 12 roeden maakt.
Bij dit land hoorden er nog enkele bossen « van den heere van lichtervelde » bij de hoeve (2).
Rond 1765 treffen we een zekere Pieter Mariman aan als pachter van het goed. Eigenaar was de ons verder onbekende familie De Beer (3).
In 1795 treffen we als eigenaar en gebruiker Johannes Baptiste van Crombrugghe aan. Samen met zijn echtgenote Catharina van Veerdeghem en hun 3 kinderen, geholpen door Pierre de Wispelaere en Catharina van de Putte baatten zij de hoeve uit (4).
Vorige eeuw treffen we de erven van Lieven van Crombrugghe aan als eigenaars van het Goed te Lichtervelde (5).
Vervolgens komt het in handen van Joannes Baptiste Deruyter, koopman uit Adegem, en van Joannes Baptiste Neyt, eigenaar, eveneens uit Adegem.
Het goed bestond toen uit een vijver, schuur, boomgaard, tuin, huis en land ; het had een totale oppervlakte van 13 ha 27 a en 50 ca (6).
NOTEN