« omtrent acht ghemeten een lijne onder landt busch meirsch ende woestine ofte het zesdedeel van ontrent vyftich ghemeten in t goet te plasschendaele... ».
Daarbij had Gilleken ook nog recht op het zesde deel van « een nieuwe schuere en in een nieuwe duuvekoote, in een hanehuuseken en in een waghehuus », alsook zijn deel in de boomgaard. Daarmee zijn we dan ook redelijk goed op de hoogte welke gebouwen er in 1575 op de hoeve stonden.
Gilleken kon daarbij nog aanspraak maken op heel wat grond en land in de omtrek van Plassendale gelegen :
- een stuk « bachten de schuere te plasschendaele »
- « den strynck » bij « vel deken damme brugghe » gelegen
- 46 roeden gelegen bij het « appelboomken op den zuudcant van de onderdycksche straete »
- 50 roeden bos « aen de ghentsche lieve »
- nog een partij bos, ten noorden van het Goed ter Heiden (4).
In 1585 komt Plassendale verder in handen van Gilleken De Clercq: « tselve kint verstorven es bijden dood van syn vadere en ook van Tanneken zijn suster... ». Gilleken erfde toen heel wat bezittingen :
1. Van zijn vader « patrimoine en matrimoiniaele goed », « het gherechte derde deel in een hofstede, groot int geheele omtrent vijve lijnen ». Deze hofstede lag te « veldens damme », en kwam met het noorden op de « veldeken straete ».
Het deel dat Gilleken in deze hofstede toekwam, bedroeg ongeveer 1 lijn en 33 roeden. De overige twee derden hoorden toe aan de jongste kinderen van de overleden Gillis De Clercq, Hansken en Susanneken.
2. Vijftig roeden bos in een half gemet. Dit bos lag bij de « ghentsche lieve ».
3. « Ouderlicke grondt » welke de vader van Gilleken had gekocht « jeghens Vincent de Smet ». In deze partij van ongeveer twee lijnen bezat Gilleken ongeveer 67 roeden.
Deze grond lag ten oosten van het « appelboomken wijlent Pieter Houcx busch » en kwam « metten zuuthende tot upder heyden goet ».
4. « Item noch zo competeert tselve kint bij successie van sijnen vaedere in tgoet te plasschendaele omtrent acht ghemeten een lijne onder lant busch meersch ende woestijne ofte het zestedeel van ontrent vijftich ghemeten mitsgaeders oock tsesdedeel in een groote nieuwe schuere en in een waghehuus stande in den boomgaert
alles ghemeene en onverdeelt met Jaecquemijne, weduwe van Gillis De Clercq ende met Hansken en Susanneken de twee joncste kinderen van Gillis voorn. dit kints halve broeder en zustr
in de voorn. erfve zo hout de weeze dhelft in bijleve
ende nopende het woonhuus ende het hanecot ende de hovene ende alle de bomen up voorn. goet staende zo es dit voorn. kint alsnu daerinne gherecht ende hem toebehoorende met dat hem van te vooren verstorven was van zijne moedere en nu hem verstorven van zijne vadere en Tanneken zijn zuster ».
Uit voorgaande nauwkeurige beschrijving van de boerderij weten we dat er naast het woonhuis, een nieuw gebouwde schuur, een hoenderhok, een wagenhuis en een oven stond. Van een poort is er geen sprake, alhoewel die duidelijk te zien is op de kaart van Pourbus.
5. Twee lijnen twee roeden land, zijnde het zesde deel van een partij van « vijfve ghemeten thyn roeden ».
Dit stuk lag « bachten de schuere te plasschendaele ». Gillekens vader had het gekocht van een zekere Claeijs Steyaert.
6. Verder nog « 66 roeden lant ofte het zestendeel in ontrent viere lijne lants ».
Deze partij lag ten noorden van « Veldeken damme brugghe ghenaempt den strynck ».
7. Tenslotte nog eens 46 roeden land bij « het appelboomken commende metten zuudhende up de onderdijksche straete » (5).
Naast al deze gronden en landen allemaal rond Plassendale gelegen erfde Gilleken nog heel wat andere eigendommen, te veel om hier allemaal op te noemen.
Het Goed te Plassendale hoorde dus in 1575 voor het grootste gedeelte toe aan Gilleken de Clercq ; medeëigenaars waren Hansken en Susanneken, kinderen uit het eerste (?) huwelijk van zijn vader. Ook hun moeder echter bezat nog een deel in Plassendale, zodat er niet minder dan 4 eigenaars waren. Het was een heel ingewikkelde zaak om bij een overlijden te weten wat er nu precies aan wie toebehoorde ! Daarom noteerde men dan ook alles met de grootste nauwgezetheid.
In de eigendommen van Gilleken welke we daarnet somden bezaten Hansken en Susanneken « nopende de huusen ende boomen staende op de voorschreven gront » het gherechte vierendeel ! »
En, bij het overlijden van Tanneken, hun halfzuster dus, hadden beiden « int zelve woonhuys (= Plassendale) ende hovecot mitsgaeders in alle de bomen een vierentwintichste deelken ! ».
Ingewikkelder kan het bijna niet !
Meer nog ! Door het overlijden van hun vader, Gillis, hadden zij nog eens recht op twee derden « inde groote schuere ende inde duuvekeete die den selven Gillis heeft doen stellen met desen moedere ! ! ! ».
De vijftig gemeten waarop al de gebouwen stonden waren belast met een losrente van 80 ponden grooten « croiseerende den penninck zesthiene ». Hierin dienden Hansken en Susanneken iets meer dan 26 pond grooten te betalen.
Ondertussen was de weduwe van Gillis De Clercq, de moeder van Hansken en Susanneken opnieuw getrouwd, wat latere verdelingen nog meer ingewikkeld maakte. Ze huwde met ene Gillis van Hulle, afkomstig uit Merendree. Deze Van Hulle was op zijn beurt ook reeds weduwnaar en had kinderen uit zijn eerste huwelijk !
Bij het overlijden van zijn tweede echtgenote (weduwe van Gillis de Clercq) werd Plassendale nog verder verdeeld : « en behuust pachtgoet ghenaemt plasschendaele groot onder land meersch bosch ende woestyne vijftich ghemeten ghemeene ende onverdeelt met Gillis (= Gilleken) de Clercq fs Gillis. Ende nopende twoonhuus ende hovecot daer op staende daerinne es de voorseyde weese gherecht van vierentwintich deelen de twaelfve en half... ». Twaalf en half vierentwintigsten dus !
We besparen de lezer de verdere verdeling van alle gronden en erven alsook de verdeling van de « catheylen » : het is een bijna onontwarbaar kluwen geworden !