Reeds in 1300-1400 bezat de « prochiepape » van Adegem hier eigendom. De gronden welke bij de hoeve hoorden lagen her en der verspreid en bevonden zich niet, zoals bij de andere grote hoeven bijna altijd het geval was, rond de hofplek. In 1660 vonden we volgende nauwkeurige beschrijving van het boerderijtje en van de erbij horende landen (3) :
« Eerst ende alvooren behoirdt de kercke toe van houden tyden den noembre van 14 ghemeten en alf lants
ghelegen in de prochie van Adeghem oost vander kercke
namentlyck in het Westendeken ende daer omtrent »
« 1. waerof dat eerst light 10 ghemete in vier perschelen deen aan dandere ende is een behuysde hofstede met huys, schuren ende boomen daer up staende
aende oostzijde is naerstghelant Jan de Smet, aen de westzijde dhoirs Adriaen Snebbaut, ten noordhende Jooris Luycx met het goet van praet commende metten zuythende up de westhende straete »
« 2. voorts soo ligghets oost van daer ontrent een stijck van een ghemet en alf lants binnen grachten
aende westzijde dhoirs Gillis de Smet, aende oostsijde Elisabeth fa Joos • Dobbelaere, ten zuuthende Jan Claeijs ende kinderen, Pieter de Smet, • commende metten noorthende up et westhende straete »
« 3. voorts soo ligghets west van daer up den acker een ghemet vijftijch roeden lants tusschen dhoirs van maijken van Lantschoot aende oostsijde aende westsijde Baudewijn Standaert, ten noorthende Matheils Valcke lant commende metten zuudhende opden herwech die van raverschoot naer maldeghem loopt »
« 4. voorts soo ligghets west van daer in denselven hacker xiiii c roeden lants
tusschen Jooris Vervooren aende oostzijde, aende westsijde dhoirs Pieter Soetaert, ten noorthende Matheüs Valcke ende Philips Bultijnck, commende metten zuudhende up den voorschreven herwech »
« 5. voorts soo ligghets noch noort van daer inde muellenbilcken ontrent een ghemet lants binnen grachten
tusschen Philips Blondeel aende noortsijde, aende suytsijde dhoirs Jan Blondeel, ende ten westhende, commende metten oosthende up et straetken dat vanden muellen naer hullendonck loopt »
« 6. voorts soo ligghets oost van daer ontrent een ghemet lants inden hacker daer den waeghen wech door loopt
aende oostsijde Adam Servijt, causa uxoris, aende westsijde Jooris Luycx ende Abram vanden Brocke, ten noorthende dhoirs Gillis de Smet, ten zuijthende Matheüs Valcke.
ghebruyckt bij Jooris de Jaeghere ten Jaere 1660 ».
In totaal 13 gemeten en 150 roeden schreef de auteur van de terrier, wat naderhand werd verbeterd, want een andere hand voegde eraan toe: « bij additie vande partien beloopen tot 16 ghemeten lants ».
Onder de pereboom bij Gerard Van Vooren: een levende bron voor de geschiedenis
van de streek. De hoeve waarover dit artikel handelt lag westwaarts van zijn woning.
PACHTERS EN PACHTVOORWAARDEN
In 1544 treffen we als pachter Pieter Staes aan ; per jaar betaelde hij voor « huyshuere en lantspacht » 4-14-0 gr per jaar (3bis).
In 1631 wordt de hoeve in pacht gehouden door Jan Dyserinck. Hij betaalde jaarlijks met « baefmesse » de som van 14 pond 7 schellingen grooten (4).
Enige tijd nadien, in 1654, treffen we Jooris de Jaegher als pachter aan. Hij pachtte de boerderij voor de duur van 9 jaar en moest jaarlijks 11 pond en 16 schellingen betalen, heel wat minder dan de vorige pachter dus (5). In de voorwaarden stond dat Jooris 16 populieren of eiken moest planten ten « proffyte vande kercke omdat hijzelf had gheprofyteert enighe droghe plantsoenen ofte droghe troncken ».
Tevens moest hij elk jaar een deel van het strooien dak vernieuwen: « verlegghen hondert en vijftich gheleij stroo ».
In geval van oorlog of vernieling door soldaten werd pachtvermindering toegestaan: « datter quaemen eenighe dozijnen van soldaeten van oorloghen over de vruchten vanden pachter, soo sullen de kerckmeersters alsdan ghehouden zijn van quytbrief te geven naer behoren ghelyck de naerste ghelanden ». Moest het gebeuren dat de pachter « oncosten van sauvegarde vande