Adegemse Hoeven - Het Goed ter Heiden (2)


-
Adegemse Hoeven - Het Goed ter Heiden (2)

LIGGING EN BESCHRIJVING

Een der voornaamste hoeven van onze gemeente was en is nog steeds het door iedere Adegemnaar gekende « Goed ter Heiden ».

Het Goed ter Heiden ligt op de oostkant van de baan die van de Appelboom naar de Kerselare en zo verder naar de Kruipuit loopt. Het ligt ten zuiden van de Vulderstraat en ten noorden van het Vrouwestraatje . Al die straten werden vroeger allemaal anders genoemd. Zo kwam de naam Vulderstraat in de 18e eeuw nog niet voor: het was de « onderdyckstraete ». De Onderdijkstraat zou een oude verbindingsweg zijn geweest tussen Oedelem en Eeklo. Men kan het vroegere tracé nog tamelijk goed volgen. Men noemde de straat ook nog de « Oude Eekloweg » (2). De weg van Adegem-centrum naar de Kruipuit werd over de gehele lengte « s'heerenstraete » genoemd:

« s'heerenstraete aenden kersselaere »
« s'heerenstraete aenden appelboom » enz. (3).

Op stukken grond langsheen, en zelfs op de straat, werden soms huisjes gebouwd: die stonden dan op « cheins ». Zo had Marten Peirs « eenen cheins op s'heeren straete aenden appelboom ». Die lag ongeveer op de hoek van de Appelboom en de Onderdijkstraat, want er vlak voorbij, naar het noorden toe, treffen we weerom « eenen cheins op de voornoemde straete daer de herberghe van den appelboom op staet » (4). Daarmee weten we dus ook dat er reeds in 1641 een herberg op de Appelboom stond.

Het Goed ter Heiden was een leen dat van de Burg van Brugge werd gehouden. Lenen welke van de Burg van Brugge afhingen lagen verspreid over het gehele graafschap Vlaanderen. Alleen reeds in het Ambacht Maldegem lagen 24 lenen die van de Burg van Brugge afhingen; daarvan lagen er 11 op de parochie Maldegem, 1 op Sint-Laureins en niet minder dan 12 op Adegem:

1. Een leengoed « groot zijnde vive en vichtich schellinghe en viere penn. par. en vive hoendren ervelicke renten sjaers bezet op diversche paertselen van lande ».

2. Een leen van vier gemeten: « dappers brouckelkin ».

3. Een leen van 9 bunder land gelegen « in een jeghenode die men heet mourweghe ». Op dit leen lag de last een paard van 10 pond te moeten leveren als de heer oorlog voerde.

4. Een leengoed van 108 gemeten bij Raveschoot gelegen, « hondebroot » genaamd. De houder van dit leen moest « twaelf rasieren ruwer evene en twaelf penn. par. sjaers » leveren. Ook moest hij zorgen voor een jachthoorn. Aan de andere kant mocht de « ervachtige bezittere jaghen alvlaenderen duere als them gelieft sonder enich verbueren ».

5. Een leen van 7 gemeten land, gelegen ten westen van Raveschoot ; « ackersijn » genaamd. Op dit leen lag de last « eene ongheyzerden scachte te mijne heeren oorloghe » te leveren.


Het Goed ter Heiden
R. Vermeulen aan het oogstwerk met zijn driespan.

6. Een leen van vier bunder meers, « ligghende oost vander kercken metten westsant ande caluwe straete ».

7. Een leen, groot dertien gemeten, « in een jeghenode gheheten hongherdyck hoofdende metten zuuthende op de hongherdycstraete ende es gheheeten de kuevelare ».

8. Een leen van 7 gemeten « inde prochie van adeghem en binnen de slependamme van eecloo oost over de ghentse lieve ».

9. Een leen van 18 gemeten « in een jeghenode gheheeten balgerhoucke neffens maroyendam ». (zie : Hof te Praat-Malecote).

10. Een leen van 12 en half bunder, « dat men heet thof te praet ». (zie Hof te Praat-Malecote).

11. Een leen, groot 28 bunder, « ende es de stede te balgerhoucke ». (zie Hof te Praat-Malecote).

12. Tenslotte, « een leengoed groot wesende vive ende twintich buunre lande onder bosch ende meerschen metter stede diere toebehoort staende en ligghende binden ambachte van maldeghem inde prochie van adeghem met vive manscepen daertoe behorende, staende ter bester vrome. item twintich laten daer toebehorende .met zevene en veertich scellinghen en zesse penn par tsjaers gheldende en twee viertaelen evenen ende een derdendeel. staende voors(eyde) leengoed te trauwen ende te waerheden ende teenen vullen coope » (5).

Dit laatste leengoed betreft het Goed ter Heiden.