Adegemse Hoeven - Ten Geleide


-
Adegemse Hoeven - Ten Geleide

Ten geleide

Tardoes

Bij onze opzoekingen naar de geschiedenis van enkele Adegemse hoeven lieten we ons leiden door de woorden, die Dr. Elisabeth Dhanens neerschreef in een der eerste nummers van Appeltjes van het Meetjesland (1) :

« De ontginning van de bodem, de bloei en de groei van hofsteden en hofkens behoren tot de belangrijkste en schoonste aspecten van de geschiedenis van het Meetjesland ».

Tevens onthielden we dat « une histoire complète de l'agriculture de la Flandre serait tout à fois l'histoire de sa civilisation » (2).

Daarmee is het belang van de kennis van de geschiedenis van grote en kleine hoeven zonder meer aangetoond.

Het landschap van Kust-Vlaanderen en Binnen-Vlaanderen was tot in de 10e eeuw overwegend een natuurlandschap. De schepping door de mens van een kultuurlandschap greep hier voornamelijk vanaf de 10e-11e eeuw plaats (3). In het begin van de 13e eeuw namen de steden in Vlaanderen, mede dank zij de economische bloei, een betrekkelijk grote uitbreiding. De bevolking groeide gestadig aan, waardoor het verbruik van landbouwprodukten alsmaar toenam. Het waren vooral de kapitaalkrachtige abdijen die het kostelijk ontginningswerk konden ondernemen (4).

De buitengewoon grote pratrimonia van de abdijen, maar ook van de aristocratie bestonden uit verschillende domeinen. Elk van deze domeinen werd op zijn beurt onderverdeeld in weer kleinere domeinen, « villae » genoemd. Deze « villae » omvatten een of meer van onze huidige gemeenten (5).

De villa Adegem bestond reeds ten tijde van de H. Amandus. Hij schonk de villa van Hadeghem, waarmee koning Dagobert hem begiftigd had, aan de Sint-Pietersabdij. Adegem « maakte in de 9e eeuw deel uit van den pagus