Van het Dorp naar den Hoeke |
Bijdrage van Hugo Notteboom Uit : 100 jaar Adegem, Maldegem, Middelburg - Een uitgave van
de Heemkundige Kring Het Ambacht Maldegem
1986. Rond de eeuwwisseling lag het Adegemse dorpscentrum er zeer verlaten bij. Enkel een kar voor het klooster toont ons een spoor van enige menselijke activiteit. Op de voorgrond links bemerken we nog een gedeelte van de meisjesschool. Het herenhuis er net voorbij - men kan nog het woord "stoffen" op de zijgevel ontcijferen - is eigendom van de familie De Lobel. Vanaf het gemeentehuis tot aan het kerkhof was alles hier vroeger eigendom van de zeer welstellende Rosa Crul die op het einde van de 18e eeuw overleed. Haar eigendom op het dorp bestond o.a. uit een brouwerij, een winkel en een herberg. In de 19e eeuw werd "officier de santé" Cesar Van de Velde eigenaar van het pand. In 1840 verkocht hij een gedeelte ervan om de kerk te vergroten, in 1862 werd een ander gedeelte verkocht aan het gemeentebestuur om het gemeentehuis op te bouwen en daarna werd nog een stuk verkocht om de meisjesschool te bouwen. De familie De Lobel tenslotte kocht de rest van het eigendom: de oude gebouwen werden met de grond gelijk gemaakt en een nieuw herenhuis verfraaide het dorpscentrum. Achter de witte kerkhofmuur bemerken we enkele bomen. Van een monument voor de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog is vooralsnog geen spoor te bekennen: de opname dateert dus naar alle waarschijnlijkheid van voor de Eerste Wereldoorlog. Het klooster van de Zusters van Maria en Jozef werd in 1891-1892 gebouwd: 4 zusters-onderwijzeressen namen er hun intrek. Als petite histoire kunnen we hier vermelden dat pastoor Verhaeghen weigerde het klooster te wijden: hij had er namelijk liever Felix Boels, die een winkel open hield op het dorp, zien wonen. Naast het klooster staat de herberg "In den Hert" er wel wat verzonken bij. Nog net achter de herberg bemerken we de gevel van de woning van meester Stoens. Rechts op de voorgrond staat de woning van de familie De Keyser-Pots. In de 18e eeuw huisde hier de familie De Bruyckere die het ambt van koster van vader op zoon doorgaf. Er vlak voorbij zien we de aloude herberg "Het Damberd", wieg van de familie Boels. Rond de eeuwwisseling baatte Felix Boels hier zelfs een chocoladefabriek uit. Een stoommachine ontbrak niet. Felix Boels was een man die het geluk wel eens aan zijn zijde had: zijn zeven zonen lootten er zich alle zeven uit voor de legerdienst. En dat Felix niet gespeend was van een flinke dosis humor bewijst de historie van de aardappel. Aan het eind van de vorige eeuw konden de mensen over niet veel anders "stoeffen en boffen" dan over het gewicht en de afmetingen van hun veldvruchten. Aardappelen waren daarbij een geliefkoosd object: elk seizoen werd als het ware reikhalzend uitgekeken naar wie met de beste en zwaarste voor de dag zou komen. Toen Felix Boels in september 1899 een "taat" uitstak, die zo maar eventjes 995 g woog, besloot deze dorpsfilosoof de aardappeldiscussie als volgt: "Nu is alles gezeid en mag men de leere optrekken!" In november 1901 hadden Felix Boels en echtgenote Rosalie Baert het geluk hun gouden huwelijksjubileum te mogen vieren: een zeldzaamheid in die jaren! De Adegemse fanfare bracht hen daarbij een passende serenade en het feest werd algauw een echte dorpskermis. Felix was een graaggezien persoon! In het volgende hoge herenhuis woonde, tot het begin van de 20e eeuw, secretaris De Weert. Het is zowat het enige huis in het dorp dat geen wijzigingen onderging. Tot voor kort hield Marietje Martens er een winkel open waar zowat alles was te krijgen: van ondergoed tot tuinzaad; nu neemt "t Schrijverke" er zijn intrek. Er voorbij woonde bakker Standaert, later opgevolgd door bakker Emiel Martens, ook al een dorpsfilooof. Huis van burgemeesters In het statige herenhuis links met cactus op de hekstijl woonde bijna een eeuw lang de bekende Adegemse familie De Weert, die Adegem gedurende de hele 19e eeuw "bestuurde". Kort voor de eeuwwisseling werd de woning aangekocht door August De Kesel. Hij vestigde er zich als wisselagent, maar was ook handelaar in boter en eieren, eigenaar van een melkerij in de Murkel en werd tenslotte in 1921 burgemeester. De woning werd in de jaren zestig met de grond gelijk gemaakt. Rechts poseren enkele Adegemnaren voor de woning van bakker Adolf Lievens, in wiens winkel men niet alleen terecht kon voor een brood, maar waar ook droge haring verkocht werd. Ernaast woonde huisschilder Eduard De Bruyckere wiens moeder, overigens totaal onwetend, meer dan honderd jaar werd. Bakker Martens Bakker Emiel Martens poseert fier voor zijn triporteur, enkele broden op de arm. Emiel vergrootte zijn winkel in 1923: naast bakkers en kruidenierswaren wer den er ook tabakswaren gesleten. De familie Martens was zich in 1893 komen vestigen op het dorp. In dit jaar namelijk verkocht notaris De Weert een winkel en broodbakkerij gelegen rechtover de kerk van Adegem. In het huis achter de telefoonpaal woonde de bekende Alfred De Keyser, die talloze plechtigheden in en rond Adegem opluisterde met zijn alombekende "basstem" : toneelfeesten van "Wij Willen", inhuldigingen, begrafenissen van oud-strijders, enz. Bij de oven Emiel Martens met echtgenote en kinderen voor de bakkersoven. De ovenschop, trog, trekhaak, enz. zijn zovele tekenen van het toen nog ambachtelijk uitgeoefende beroep. Emiel Martens was niet alleen een bekwaam vakman, maar ook een graag gehoord verteller, die niet om een frats of grap verlegen zat. Zijn vader, Desideer Martens, was gehuwd met Mathilde Huybens, een bekende Adegemse vroedvrouw, die omwille van haar onvolprezen verdiensten voor de Adegemse bevolking zelfs werd vereremerkt. Deze dame, waar iedereen naar opkeek, overleed in 1922. Met haar stierf een eeuwenoude traditie, want de taak van vroedvrouw raakte meer en meer in doktershanden. Klompenmakerij De Laere Midden het dorp en naast het gemeentehuis stond de herberg van de familie De Laere, van oudsher klompenmakers en herbergiers van beroep. Zo waren Hector en Prosper De Laere in de jaren dertig de fiere bezitters van Adegems eerste en enige mechanische klompenmakerij. In hun herberg "Het Gemeentehuis" was een bloeiende duivenmaatschappij en een al even florerende biljartclub gevestigd. De kinderen De Laere richtten, samen met de andere herbergiers van het dorp, jaarlijks een biljartprijskamp in rond Kerstmis, waarvoor de liefhebbers van heinde en verre kwamen opdagen. Op de opname poseren enkele leden van de familie. Rechts probeert een jonge snaak zijn zusje op de grote trekhond te hijsen, links zoekt een andere bengel zijn evenwicht op een fiets. Het bezit van dit nieuwerwetse voertuig was lange tijd een reden om trots over te zijn. Achter de fietser bevindt zich het restant van wat eens de woning van koster Den Dauw was. Toneelgroep "Wij Willen" Na de Eerste Wereldoorlog werd er in de schoot van de Adegemse muziekmaatschappij vrij vlug aangepikt met een bestaande vooroorlogse traditie. "Wij Willen", de toneelgroep van de fanfare, trad reeds op 13 februari 1921 voor het voetlicht met een volledig nieuwe "show", want naast toneel werden er ook kluchtliederen, samenspraken en natuurlijk muziek ten gehore gebracht. Alles speelde zich toen af in een "onooglijk zaaltje, een oude kloefkapperij, die binst den oorlog tot paardestal en voor het comiteit" diende. Doch, daar stoorde het Adegemse publiek zich niet aan: weliswaar stonden de spelers "haast op den neus van den dokter en den heer pastoor en andere samengeperste fatsoenlijke menschen", maar dat kon de pret - en bij een drama het verdriet - helemaal niet bederven!" 't Landwachtje Gustje Schyvinck was het leukste boerke", zo luidde de commentaar. In 1923 was het "kluchtspel" onverbeterlijk, onovertrefbaar. Doe zoo voort, kunst veredelt en verheft u en mochten we meer gelegenheid hebben zoo iets bij te woonen", aldus de commentaar van een "Vlaminge" in "t Getrouwe". In 1924 gooide "Wij Willen" het op een andere boeg en wou eens modern doen door een cinemavoorstelling te geven. Deze zou verzorgd worden door een zekere "kerkelijk" gediplomeerde heer De Clercq: van zijn "kristelijke" films was niets te zien op het doek, 't was te donker. 't Effect van dat miskraam: gehuil en getier bij de kinderen, ergernis bij de nonnekens, jolijt bij de vrijers, verveling bij de rest... Op de werkopname bemerken we enkele van Adegems meest gerenommeerde toneelspelers: Albert De Kesel, ..., Leon Boels, ...., Alois Goethals, ..., Van de Velde. 't Zal zeker geen dramatisch spel geweest zijn dat de heren aan het inoefenen waren! De oudste prentkaart In dit boek mocht een der oudste prentkaarten over Adegem, het dorp richting Hoeke weergevend, niet ontbreken. Uitgevers ervan waren Alois De Pau-Van den Abeele Clemence die een winkel openhielden in het dorp. Rechts bemerken we nog een hoek van de slagerij Louis Boels. Wanneer een koe of varken geslacht was, werd bij wijze van mededeling aan de bevolking de kop van het dier aan de haak opgehangen. Het beest zelf werd gevild in de winkel, voor iedereen zichtbaar en dit was een attractie voor de Adegemse jeugd. Het lage huisje daarnaast werd bewoond door bakker Camiel Van Landschoot en zijn broer Edmond die postbode was. In het huisje ernaast werd door "Winterhulp" tijdens de Tweede Wereldoorlog soep bedeeld aan de hulpbehoevenden en de Adegemse jeugd. Juffrouw Flavie Martens woonde in het eerste huis dat wat dichter bij de straat stond en daarnaast hielden Lientje en Roseke De Baets een tijdlang een snoepwinkeltje open. Voor een "kluit" of een "cens" kwam men er reeds aan zijn trekken. Later hield Alfons Doom er een winkel open, waar potten, pannen en ander huisraad werd verkocht. Het hoge herenhuis tenslotte werd bewoond door burgemeester August De Kesel. Naar de Hoeke Naast het steunmuurtje waarachter de door iedereen gekende beek stroomt bemerken we nog een authentieke "baalde" : zo zie je er niet veel meer de dag van vandaag! Het hoge herenhuis rechts moet even voor de eeuwwisseling gebouwd zijn door de hereboer van Malecote: Serafien Willems. Maar de welgestelde heer overleed nog vóór zijn woning volledig af was. Het eigendom werd gekocht door Prosper De Smet, gemeentesecretaris. Daarnaast bevond zich de herberg De Bugel en in de drie huisjes op de achtergrond woonde de familie Van Cleemput, wat verder zien we de herberg "In Sint-Hubert" en tenslotte kon de Adegemse jeugd in het laatste huisje bij Alma Bert een keuze maken uit niet minder dan 120 verschillende snoepjes. In het hoge herenhuis links woonden achtereenvolgens drie Adegemse geneesheren: Dr. Potvliege die het huis bouwde en later verdronk in het kanaal nabij het Wambuis, dokter Maurice Van Maele, die voor het uitbreken van de wereldoorlog naar Engeland vertrok en tenslotte de zeer bekende dokter Rafaël du Caju. Het huis met het hekwerk ervoor werd bewoond door Alois Doom. De Zaal D'havé
Onderweg naar de Hoeke zien we de Zaal D'havé. Het was Theofiel D'havé die dit gebouw in 1931 optrok. Meteen zorgde dit voor de nodige spanningen in de parochie, vooral dan toen er activiteiten plaatshadden van de pas gestichte Vlaamse Bond en van de later opgerichte Broederbond. Maar, ergens lazen we dat het "waarachtig tijd werd dat er in Adegem een vrije zaal kwam", en het is ongetwijfeld juist dat de Zaal D'havé een belangrijke rol speelde in het sociale leven van Adegem: films, toneel (zelfs gemengd), vergaderingen van niet-parochiale verenigingen, het kon allemaal in deze zaal. Dat de geestelijkheid dit met lede ogen aanzag zal wel niemand verbazen. Het kwam soms zelfs zo ver dat sommige activiteiten "gestoord" werden door op hetzelfde uur iets in te richten in de zaal Boels! De ironie van het lot wil dat de Zaal D'havé na de oorlog lange jaren dienst heeft gedaan als...parochiezaal! De benzinepomp Rond 1960 nam Jules D'havé, die qua innovaties niet moest onderdoen voor zijn vader, een benzinepomp in gebruik. Vrienden en kennissen waren er dan ook als de kippen bij om de eerste tankbeurt in een "traction-avant" mee te maken. Van links naar rechts: Pieter Van den Abeele, Lydie Mestdagh (echtgenote van Jules), Raymond, Cyriel, Yvonne, Jozef en Madeleine Van de Velde, een olijk lachende Jules D'havé, mevr. Alida Volckaert, Gabriël De Vlieger, postbode Emiel Févery, diplomaat Robert Van de Velde, die het hele tafereel met een waarlijk diplomatische blik aanschouwt, Charles D'havé op de wagen en het lachende meisje is Sonja Van de Velde. Reclame voor de film Met dit door een ezel getrokken karretje werd reclame gemaakt voor de filmvoorstellingen in de Zaal D'havé. In feite was het Theofiel D'havé te doen geweest om die films. Dat lokte veel volk en hij had juist gegokt: ook in zijn zaal kwamen heel wat mensen hun zorgen vergeten bij het aanschouwen van de Tien Geboden, Modern Times, enz. In 1934 werd er de eerste sprekende film in Adegem gedraaid. Bijzonder veel reclame, echte Barnum-campagnes, werd gemaakt voor de "sprekende Vlaamsche filmen". De prent "De Witte", met Jefke Bruyninckx in de hoofdrol, mocht daarin een voorbeeld worden genoemd: duizenden en nog eens duizenden mensen uit de streek zagen deze film niet alleen in Maldegem en Adegem, maar ook in Kleit, Donk, Ursel, Knesselare, Moerkerke, enz. Het distributiesysteem was door de Maldegemse familie De Lille uitgedokterd! Door die heren van Maldegem werd ook een ingenieus systeem bedacht om bijna gelijktijdig een film te draaien in Maldegem en in Adegem : wanneer een bobijn in de Maldegemse Schouwburg was afgerold, werd die vliegensvlug door een koerier naar Adegem gereden. Natuurlijk mocht deze motorrijder geen pech hebben onderweg, want dan viel het hele zaakje in duigen! |