Adegemse burgemeesters vanaf 1800 |
Bijdrage van Hugo Notteboom Uit : 100 jaar Adegem, Maldegem, Middelburg - Een uitgave van
de Heemkundige Kring Het Ambacht Maldegem
1986. Johannes Potvliege Met de inval van de Fransen en hun definitieve vestiging in ons land (1794) werd de hele maatschappijstructuur overhoop gehaald. Het Ambacht Maldegem werd afgeschaft en Adegem maakte, samen met nog een zevental andere gemeenten, deel uit van het kanton Maldegem. In elk van die gemeenten werd een adjointmunicipal aangesteld: voor Adegem was dat Johannes Potvliege, stoker van beroep. Toen de wet op de "municipaliteyt' verscheen en Adegem in 1800 een zelfstandige gemeente werd, stelde de Franse overheid Johannes Potvliege aan als burgemeester. Onze eerste Adegemse burgemeester had het bepaald niet onder de markt! Aan de ene kant was er de druk van de Fransen inzake opeisingen, inkwartiering en conscriptie, belastingen en de invoering van allerhande nieuwigheden die door de bevolking eerder als plagerijen dan als verbeteringen werden aanzien het metriek stelsel, het kadaster, het nieuwe muntstelsel, e.d.m. Aan de andere kant was er dan de ontevreden bevolking, die in feite het volledige gelag van de revolutie diende te dragen. Het was burgemeester Potvliege die voor dit alles de volle verantwoordelijkheid droeg. Hij was het die 'scieurs de long' (boomzagers) voor Vlissingen, smeden voor Antwerpen en wagendiensten voor de haven van Breskens diende op te eisen, die de gehate militielijsten met zorg diende bij te houden, verkiezingen moest organiseren en voor de inkwartieringen van soldaten en officieren verantwoordelijk werd gesteld...
Charles Domers De uit Puttelange afkomstige Fransman Charles Domers werd Adegems tweede burgervader. Op bestuurlijk gebied was het met deze heer maar zus en zo gesteld. Af en toe verliet hij Adegem om naar zijn geboortestreek terug te keren. Op 13 april 1816 werd hij zelfs geschorst om op 5 januari 1818 opnieuw burgemeester te worden. Het waren koster Bernardus Den Dauw en Franciscus Tytgadt die hem tijdens zijn afwezigheid, respectievelijk schorsing, vervingen. 1815-1816 waren bijzonder onrustige jaren. De bevolking, voor wie de Nederlanders het zoveelste regime betekende, leed fel onder de onzekerheid die alom heerste. Nachtpatrouilles waren beslist geen overdreven Iuxe want de heersende armoede werkte het stelen van veldvruchten immers in de hand. De Nederlandse "Maetschappij van Liefdadigheyd" kende niet het minste succes, terwijl de "Commission à l'effet de receuillir les dons" voor de gekwetsten van Waterloo daarentegen meer dan 800 frank ontving. Op 23 juni 1815 diende chirurgien Francies Pots zich zelfs onverwijld naar Waterloo te begeven om er de gekwetste soldaten te verzorgen. Op 21 juni waren hier reeds overwinningsvlaggen uitgestoken om de nederlaag van de Fransen te vieren (zie ook onder de Maldegemse burgemeesters).
Johannes Vermeersch Johannes Vermeersch was, net als zijn voorganger, ook al burgemeester van Maldegem. Residentieplicht bestond toen nog niet voor leden van de gemeenteraad. Onder zijn burgemeesterschap trad de Lieve, en meer bepaald de "needer-lieve" die voorbij de sluis van de Kom liep, meer dan eens buiten haar oevers, wat voor geweldig veel wateroverlast zorgde. Bij de herstellingswerken nam men "mannen die behooren tot de behoeftige klasse" in dienst, wat enigszins de beklagenswaardige toestand waarin hun gezin zich bevond verlichtte. Burgemeester Vermeersch werd op 11 januari 1823 veroordeeld wegens corruptie en afpersing. Hij let zich namelijk betalen bij het opstellen van huwelijksakten, voor het vervalsen van "certificaten van Militie", voor het openen van "mennegaten", voor de "oplegging van geld tot swijgen" bij gepleegde misdrijven, voor het verdonkeremanen van geld van de amen, enz. Dat deze onverkwikkelijke zaak haar sparen naliet op gemeentelijk vlak laat zich licht raden archieven waren zoek, de burgerlijke stand was niet in orde, er was geld tekort, enz. (zie ook onder de Maldegemse burgemeesters).
Ferdinand Potvliege Burgemeester Potvliege bracht de rampzalige toestand waarin Adegem zich zowel op financieel als op administratief gebied bevond, zo vlug mogelijk weer in orde. Hij slaagde er zelfs in een deel van het ontvreemde geld te recupereren.
In april 1825 breken de gevreesde pokken uit:bijna elke dag moet de burgemeester radeloos constateren dat "de kinderziekte zich verders heeft geopenbaert". Vele ouders verklaren dat hun kinderen wel degelijk gevaccineerd waren om zo niet verstoten te worden van de "bedeeling der weldadigheid"... Onder het burgemeesterschap van Ferdinand Potvliege kwam meer dan eens tot uiting dat de bevolking niet al te Oranjegezind was! De deelname aan een nijverheidstentoonstelling in Waarhem (1825) kreeg in Adegem nul op het rekwest, het "genootschap van Moederlijke Weldadigheid" vond geen enkele Adegemse moeder bereid aan haar werking deel te nemen, en in april 1819 kan de burgemeester zelfs de raadsleden niet aanstellen omdat iedereen verklaarde de eed slechts "avec restriction" te kunnen afleggen. De belasting op het "gemaal", de Ioting voor de "schutterye", de onlusten rond het tolhuis op de Grote Steenweg waren allemaal zaken die de Nederlanders er niet geliefder op maakten! De bevolking leefde in 1829-1830 in grote onrust: diefstallen, vechtpartijen, inbraken waren schering en inslag. Zelfs burgemeester Potvliege moest het ontgelden: Johanna Van Hecke schreeuwde hem op zekere dag toe "maar op te hoepelen en ons zoo niet geheele jaaren blijven kwellen".
Johannes De Weert Met burgemeester Johannes De Weert kreeg Adegem voor het eerst een man van formaat aan het bestuur. Secretaris sedert 1822, ontvanger sedert 1827, werd hij op 27 oktober 1830 door 67 Adegemse notabelen tot burgemeester verkozen. Enkele maanden na zijn verkiezing liet hij het ambt van secretaris over aan zijn broer Pieter: het tijdperk van de De Weerts was aangebroken. De onafhankelijkheidsstrijd kende een bijzonder goede afloop in Adegem:de burgemeester verklaarde dat "geene inwoonders vanwege de Hollandsche troupen eenige dieften of verwoestingen hebben onderstaen". Als koning Leopold I op 18 juli 1831 doorheen Adegem passeert hoopt de burgemeester dat "le commerse et l'industrie viverons par votre avènement au trone de la Belgique". Het oplaaiend patriottisme daalde omzeggens tot het vriespunt toen in november van hetzelfde jaar 800 man in garnizoen moest worden gehouden. Burgemeester De Weert had af te rekenen met een zeer ongenode gast die reeds vanaf 1830 voor veel kommer en ellende zorgde: het spook der armoede sloeg ook in Adegem ongenadig toe. De kwijnende Iijnwaadhandel en het teloorgaan van de uitvoermogelijkheid van vee naar Engeland waren de grootste oorzaken. In 1850 was de "armoede tot den hoogsten graad" geklommen. Bedelarij, diefstal, hongersnood, ondervoeding en uitbuiting waren er de nefaste gevolgen van. Een tweede kenmerk van het burgemeesterschap van De Weert waren de grote openbare werken het verbeteren van wegen, het bouwen van een nieuwe kerk, het graven van het kanaal van Schipdonk zijn er enkele voorbeelden van. Bij het overlijden van burgemeester De Weed hing er diepe treurnis over het ganse dorp. Meer dan dertig jaar had hij het wel en het wee van de bevolking gedeeld. In een lijkrede lazen we dat hij altijd en voor iedereen tijd had: een betere typering kunnen we maar moeilijk geven.
Desiré De Weert Desiré De Weert, neef van Joannes De Weert, werd Adegems tweede burgemeester in het onafhankelijke België. Deze Iiberaal-katholiek was beslist geen gemakkelijk man. Begin 1868 raakt hij in conflict met de pastoor en de leden van de kerkraad, meer in het bijzonder met dokter G. Herrebaut. Het dispuut sleepte aan tot in 1870 en handelde in feite over een futiliteit, namelijk over de manier waarop de kerkraad werd samengeroepen. Burgemeester De Weert was een man die op zijn prerogatieven stond! Met de Eerwaarde Zusters boterde het in het begin ook al niet te best: de hoge eisen die Moeder Overste stelde vond De Weert fel overdreven.
Nochtans was Desiré De Weert een man met een visie! Onder zijn bewind werd de steenweg die Eeklo met Tielt verbond aangelegd (1861), werd het gemeentehuis gebouwd (1863-1864), werd het dorpscentrum verbreed en "gekasseid" (1863), kwam het Rustoord er (1874) en deed "den yzeren weg" zijn intrede.
De grootste zorg van de burgemeester ging echter uit naar het onderwijs: Schoolgebouwen werden aangepast, vergroot en zelfs volledig nieuw gebouwd, de kwaliteit van het onderwijs ging met reuzenschreden vooruit. Jammer genoeg kwam de schoolstrijd van de jaren tachtig de plannen van de burgemeester dwarsbomen. Het resultaat ervan was dat het gemeentelijk onderwijs op een laag pitje ging branden en dat het katholiek onderwijs de rol ging spelen die De Weert in feite voor het gemeentelijk onderwijs had voorzien.
Het onderwijs tenslotte kostte hem ook zijn politieke loopbaan. De gemeenteraad steunde hem niet meer daar waar het zijn projecten inzake onderwijs betrof. Op 29 november 1888 diende hij dan ook zijn ontslag in. Hij bleef nog enkele jaren in Adegem wonen en verhuisde in 1895 naar Brugge waar hij in de NaaIdenstraat woonde. Om te besluiten kunnen we zeggen dat burgemeester De Weert een man met een visie was die vocht tegen een kruideniersmentaliteit.
Leopold Van Waetermeulen Leopold Van Waetermeulen zetelde reeds sedert 1876 in de raad en meende, als jong en vooruitstrevend landbouwer, ook een en ander te kunnen verwezenlijken in Adegem. Het lag in zijn bedoeling het leven van de landbouwers wat menselijker en zekerder te laten verlopen. Veeverzekeringen, landbouwleergangen, steunverlening bij hevige winters of natuurrampen, landbouw-gericht onderwijs in de lagere school: het waren allemaal middelen om de idealen van de burgemeester te verwezenlijken. Dat de solidariteit onder de landbouwers daardoor in de hand werd gewerkt was een logisch gevolg de landbouwers werden een drukkingsgroep waarmee terdege moest rekening warden gehouden. Maar, Adegem ging er ook op andere gebieden op vooruit: er draaiden rond de eeuwwisseling nog vier windmolens en er waren drie stoomtuigen in gebruik. In 1903 werd de eerste petroleummotor in gebruik genomen, in 1911 werd de telefoon aangelegd, het analfabetisme werd sterk teruggedrongen: van de 28 ingelote militairen konden er maar 8 niet lezen, wat een formidabele vooruitgang betekende. De gezondheidszorg verbeterde fel: dokter Herrebaut en dokter Potvliege, bijgestaan door de bekwame vroedvrouw Mathilde Huybens deden de Ievenskansen fel stijgen. Ook de Eerwaarde Zusters uit het Hospice droegen hun steentje bij tot de gezondheidszorg. Naast de gewone ontspanningsmogelijkheden werd reeds in 1896 een "wielrijdersfeest" op de Kruipuit gegeven, de Verenigde Vrienden werden in 1893 opnieuw "ingericht". Met een turnfeest werd het 75-jarig bestaan van België gevierd. De bittere armoede uit de vorige eeuw was bijna verdwenen. Het uitbreken van de oorlog gooide het rustige dorpsleven volledig overhoop. De burgemeester ondervond a! spoedig aan den lijve dat de Duitsers beslist geen gemakkelijke klanten waren: hij raakte zelfs in de gevangenis! Leopold Van Waetermeulen overleed op 24 november 1919. De oorlogsjaren hadden zijn gezondheid geknakt. Bij zijn overlijden noteerde pastoor Vereecke dat hij een echte vader was geweest voor zijn medeburgers en dat hij eenieders achting en vertrouwen genoot. Voorwaar een mooi compliment!
August De Kesel De komst van August De Kesel luidde voor Adegem een nieuw tijdperk in. Wat burgemeester De Kesel allemaal meemaakte of verwezenlijkte gedurende zijn ambtsperiode - die zowat het hele interbellum overspande - is niet in een paar zinnen weer te geven. August De Kesel was de man die van Adegem een "toonbare" gemeente maakte scholen werden gemoderniseerd en uitgebreid, het Hospice werd vernieuwd, het wegennet - vooral de landbouwwegen - aangepakt, het elektriciteitsnet aangelegd en uitgebreid. Als "mens tussen de mensen" lag hij aan de basis bij de oprichting van talrijke organisaties, verenigingen en genootschappen (Broederhulp, bibliotheek, Bond van Grote en van Jonge Gezinnen, Davidsfonds, enz.) Hij was initiatiefnemer voor de oprichting van het - nu helaas verdwenen - monument voor de gesneuvelden en van het beeld van het H. Hart. Hij was de steunpilaar van de Verenigde Vrienden, bestuurslid van zowat alle Adegemse verenigingen, organisator van Vlaamse kermissen, waarvan de opbrengst volledig ten goede kwam aan het Hospice... Kortom, burgemeester August De Kesel was een man die er door het volk kwam en er ook voor werkte. In 1926 meenden de Adegemnaren zelfs geen verkiezingen te moeten houden, zo eensgezind stond men achter het beleid van de burgemeester. In 1932 was er wel oppositie, maar August De Kesel werd met klank herkozen. In 1938, na een lange en belangrijke politieke loopbaan, keerde hij het politieke leven de rug toe om zich wat meer onledig te kunnen houden met zijn private zaken. August De Kesel overleed in 1955 en werd onder massale belangstelling ten grave gedragen.
Leopold Van Waetermeulen Leopold Van Waetermeulen, neef van de vorige Van Waetermeulen, werd in 1939 tot burgemeester aangesteld en al onmiddellijk geconfronteerd met de dreigende oorlog. Veel Adegemse jongens werden gemobiliseerd en het was de burgemeester die de families over alles en nog wat op de hoogte moest houden. Veel kon deze man niet verwezenlijken: de oorlog was in mei 1940 een feit en opnieuw namen de Duitse bezetters de touwtjes in handen. In 1941 moest Van Waetermeulen zelfs zijn ambt afstaan ten voordele van dokter Jozef De Prest. Adegem raakte Veldekens kwijt dat, samen met de gemeente Oostwinkel bij Groot-Eeklo werd gevoegd. Na de oorlog werden alle benoemingen die tijdens de oorlog gedaan waren, tenietgedaan. Nu was het de beurt aan burgemeester De Prest om de baan te ruimen. Leopold Van Waetermeulen bleef Adegems eerste burger tot aan de verkiezingen, die uitzonderlijk in 1946 werden gehouden.
Dokter Jozef De Prest De "wederopbouw" van Adegem, reeds aangevat onder burgemeester Van Waetermeulen, werd onder het beleid van dokter De Prest onverdroten verder gezet. Vooral aan de bruggenmiserie werd gepoogd een einde te stellen. In 1951 was Raverschootbrug klaar en ze werd met een mooie plechtigheid feestelijk heropend. Dokter De Prest was verder de bezieler van de schaakclub, van de biljartclub "krijt op Tijd", van F.C. Adegem, enz. Dokter De Prest was verder een man van aanzien omwille van het feit dat hij tijdens de oorlog zijn medeburgers niet in de steek had gelaten en hulp had geboden waar en wan neer hij kon. In oktober 1952 werd hij daarvoor tot Ridder in de Kroonorde benoemd. Tenslotte voegen we hier nog aan toe dat het onder het burgemeesterschap van dokter De Prest was, dat de bekende Canadese plechtigheid een traditie werd. De ontvangst van hoge personaliteiten maakte het noodzakelijk het gemeentehuis zowel binnen als buiten aan te passen. Tot veler verrassing werd Jozef De Prest in 1971 opnieuw burgemeester. Het waren de laatste jaren van Adegem als zelfstandige gemeente. Ook tijdens die laatste jaren bleef het bestuur niet bij de pakken zitten en zowel materieel als cultureel werd er heel wat verwezenlijkt zowel de Waleweg als de Striepe werden op ludieke wijze ingehuldigd, er kwam een Culturele Raad tot stand, enz.
Albert De Kesel Bij de verkiezingen van oktober 1952 behaalde de lijst van Albert De Kesel, zoon van de vroegere burgemeester August De Kesel, de overwinning: mijnheer De Kesel werd in januari 1953 burgemeester en zou dit gedurende 18 jaar blijven. Zijn verwezenlijkingen opsommen zou ettelijke bladzijden vergen. Toch menen we een paar krachtlijnen in het beleid aan te treffen. Vooreerst verbeterde de materiële uitrusting van de gemeente enorm: betonwegen werden overal aangelegd, met stenen van het oude vliegplein kregen zelfs de minst gebruikte landbouwwegen nog een verharding, de waterleiding werd aangelegd, het elektriciteitsnet bereikte de verste uithoeken van de gemeente, de restauratie van de kerk werd een feit, de aanleg van een nieuw kerkhof werd aangevat. Zowel het Hospice als de scholen kregen nieuwe lokalen, of de bestaande werden aangepast, de Pater Tuypenslaan en de Dr. Herrebautlaan werden verwezenlijkt. Adegem werd een gemeente "waar het goed was om te leven". Ook voor de mens werd gezorgd: zowel sportieve als culturele verenigingen werden zoveel mogelijk gesteund, niet alleen materieel maar ook financieel. Aan de talrijke vaderlandse plechtigheden die in Adegem plaatsvonden werd bijzondere zorg besteed. Het bezoek van Prins Albert aan het Canadees kerkhof vormde een niet te vergeten hoogtepunt. Albert De Kesel was een der stichters van de Adegemse afdeling van de C.V.P.
in 1946: na enkele weken waren er reeds 750 ingeschreven leden. Verder was hij
lid van zowat alle Adegemse verenigingen die hij met woord en daad steunde. In
zijn jonge jaren was hij een niet onverdienstelijk toneelspeler.
Het laatste schepencollege van Adegem opent in
1972 de vernieuwde |