De Adegemse Broederbond |
Bijdrage van Hugo Notteboom Artikel hier gepubliceerd met toestemming van de auteur. Eind december 1933 kwam onder impuls van volksvertegenwoordiger Jozef De Lille in Maldegem een Broederbond tot stand. De bedoeling van deze bond was een stevige band te smeden tussen alle werklieden en hen een helpende hand te bieden bij problemen in verband met pensioenen, syndicale kwesties, regeling van huishuur, militaire aangelegenheden enz. Voorzitter van de Maldegemse Broederbond werd dokter Eugeen De Lille die toen een enorme populariteit genoot o.a. door zijn wekelijkse medische rubriek in 't Getrouwe Maldegem. Dokter De Lille was een homeopaat 'avant la lettre'. In januari 1934 telde de pas gestichte bond reeds 1.325 leden. Het succes van deze nieuwe vereniging waaide over naar Zomergem en Adegem. In Adegem werd de Broederbond officieel gesticht op 15 december 1934. Prosper Seynaeve (zie ons politiek overzicht) was er de grote bezieler en promotor van. Op die gedenkwaardige zondag zat de zaal D'Havé barstensvol. Een efficiënt gevoerde reclamecampagne was hier allicht niet vreemd aan. Volksvertegenwoordiger De Lille, een boeiend en meeslepend verteller, wist de zaal te begeesteren : 'De Broederbond is den innigen band gesmeed tusschen werklieden, kleine burgers en landbouwers die door onderlingen hulp het stoffelijk en geestelijk welzijn van elkaar behartigen'. Over de honderd aanwezigen lieten zich stante pede als lid inschrijven. In januari 1935 lag het ledenaantal reeds boven de tweehonderd. Het bestuur van deze merkwaardige syndicale organisatie zag er als volgt uit:
Nieuwe leden konden zich steeds laten inschrijven bij een der bestuursleden of in de 'lokalen bij Theofiel D'Havé en Maurits Van Oost'. Het lidmaatschap bedroeg 3 fr. waarvan 1 fr. in een bijzondere kas werd gestort 'om den advocaat' te kunnen betalen bij eventuele rechtsgedingen. Het secretariaat was gevestigd bij Seynaeve. Reeds op 11 maart 1935 werd een eerste algemene vergadering belegd : 'De eerste vergadering zal lang in het geheugen van de mensen blijven, ten spijt van diegenen die het benijden en ons als een slechte bende bestempelen', aldus voorzitter Cockheyt tot de meer dan 300 aanwezigen. De Broederbond werd dus tegengewerkt. Dit blijkt nog duidelijker uit een toespraak van 1936: 'Er zijn diegenen die nog steeds de werking van den Broederbond in het geheim proberen tegen te houden, hetgeen meestal gebeurt door menschen achter de schermen of zelfs van menschen die beter zouden doen zich van alle politiek of partijdigheid te onthouden'. Hiermee wordt o.a. pastoor Vereecke bedoeld die helemaal niet te spreken was over de Broederbond net zoals hij ook al niet te hoog opliep met de 'Kajotterij'. De tegenwerking haalde echter maar weinig uit. De jaarlijkse algemene vergaderingen verliepen alsmaar succesvoller en een Sinterklaasfeest werd een vast punt op het programma. In december 1936 werden niet minder dan 425 kinderen door de Sint met een geschenkje bedacht. De sociale rol van de Broederbond bleef toch hoofdzaak. Bij ontslag, ziekte of ongeval kwam de meestal ongeletterde arbeider hulp vragen, hulp die hij zomaar kosteloos ontving. Dat dit niet in goede aarde viel bij een ander 'gevestigd' organisme dat zich niet erkend voelde moge blijken uit volgend voorbeeld: Een Adegemnaar die recht meende te hebben op steun van 'den armen', werd door de 'armmeesters' de laan uitgestuurd. Via de Broederbond om werd een schrijven gericht aan de Gouverneur. Het antwoord 'kwam langs het plaatselijk armbestuur die den schrijver in de onwetendheid liet en zelf de Gouverneur een antwoord stuurde, in het nadeel van den verdrukte arme'. 'Laat ze maar schrijven', hadden enkele armmeesters lachend verkondigd in een van de vele herbergen die Adegem toen rijk was. Toen ze echter vernamen dat er klacht tegen hen was neergelegd bonden ze vlug in en gaven de 'verdrukte' arme waar hij recht op had. Het feit dat Cockheyt, voorzitter van de Broederbond, lid was van het bureel van Weldadigheid, had zeker de koppigheid van de andere leden in de hand gewerkt. De rol die de Broederbond speelde werd door velen als 'bedenkelijk' bestempeld. Alhoewel we niet twijfelen aan de goede bedoelingen waarmee het bestuur was bezield, menen we toch dat de vooruitstrevende en "communistische" ideeën bij velen kwaad bloed zette. We denken hier vooral aan de christelijke organisaties die ook de belangen van de arbeiders verdedigden. Een andere reden waarom de Broederbond eigenlijk nooit echt door de goegemeente werd aanvaard, was het ontbreken van "notabelen" in het bestuur ervan. Het waren allemaal eenvoudige, maar daarom geen arme, mensen die weinig invloed hadden op de gemeente.
|