Waar eertijds vaders klompen zongen
het alledaagse klein refrein
klinken de stappen van de mensen
die niet van onze wereld zijn
het ouderhuis is veel veranderd
de vreemden gaan er in en uit
ze nemen mee wat vader lief was
het is een troosteloze buit
het scheermes en de oude hangklok
een brok van onze kindertijd
toen het was goed naar huis te komen
we wisten niets van wrok of nijd
toen hadden we één grote kamer
voor onze lach en ons verdriet
al kenden we van vele dingen
de harde kern der waarheid niet
nu blijven vaders klompen zwijgen
ze wachten tevergeefs op hem
hij is gegaan op blote voeten
heel zachtjes met een requiem
Iris Van de Casteele
|