De dorst van de distel
Wat me raakt in de distel is zijn strijd,
is zijn
weerbaarheid, tegelijkertijd zijn zo weinig
geliefd zijn, zijn niet betracht worden, of wat
het veel erger maakt: veracht worden. De distel.
Gezaaid en verstrooid door de wind staat
hij
zichzelf dag na dag te fragmenteren. Te verdelen.
Pluizen die zich vasthechten aan de zoom van
het kleed van een naar kruiden zoekende vrouw.
Of in de vlechten van een onmondig kind dat nog
geen weet heeft van kruid en van onkruid.
Geen besef heeft van het bestaan van de distel.
De distel. Wat mij pijn doet is zijn
pijn.
Zijn ondraaglijke pijn van het verworpen worden;
van als onkruid bestempeld te zijn. Zijn dorst
die de al even dorstige akker niet lessen kan.
Noch het honigsap dat in zijn stam zit te wachten
om de ezel te voeden die niet lezen kan.
De dorst van de distel. Dezelfde dorst
die ik tot
de mijne gemaakt heb toen ik allengs besefte
ho� hem te lessen. Toen de dageraad me raad gaf.
Toen de dauw en de vlinder zich gingen vleien
in de onzichtbare kelk van zijn hart.Toen ik zijn
mysterie doorprikt had met mijn eigen al even stekelige
blaren.
Toen pas wist ik wat po�zie is.
Iris Van de Casteele
|